Ministerie onderzocht legalisering ‘onterechte’ PAS-melders
Het ministerie van LNV bekeek drie jaar geleden of PAS-melders die ten onrechte met een melding konden volstaan, toch in aanmerking komen voor het legalisatieprogramma.
LNV onderzocht of PAS-melders, die eigenlijk een vergunning hadden moeten aanvragen maar dat niet hadden gedaan, alsnog in aanmerking konden komen voor een legalisatieprogramma. Uiteindelijk besloot het ministerie dit niet te doen en beperkte het ministerie de legalisatie tot activiteiten waarvoor terecht een melding was gedaan. Dat blijkt uit stukken die zijn vrijgegeven naar aanleiding van een beroep op de Wet Open Overheid (Woo). De stukken kwamen deze week in de openbaarheid via de website van de overheid.
Uit de stukken blijkt dat op ambtelijk niveau en in overleg met provincies is gekeken naar de optie om vergunningen af te geven voor meldingen ‘die achteraf gezien geen melding hadden kunnen zijn’, maar die mogelijk wel te goeder trouw zijn gedaan.
Die mogelijkheid werd in het overleg overigens snel terzijde geschoven. Uiteindelijk is besloten de legalisering te beperken tot die activiteiten waarvoor terecht is volstaan met een melding.
PAS-melders collectief legaliseren
Er is ook gekeken naar de mogelijkheid om PAS-melders collectief te legaliseren. Dat werd ingeschat als een te risicovolle optie. De optie is later nog eens onderzocht bij de onderhandelingen over het Landbouwakkoord. Ook toen is geconcludeerd dat die optie de PAS-melders uiteindelijk onvoldoende zekerheid biedt.
Interimmers ook besproken
Tijdens de discussie over de legalisering van de PAS-melders bespraken ze ook de positie van de zogenoemde interimmers. Interimmers zijn bedrijven die eigenlijk een Natuurvergunning moeten hebben, maar deze niet hebben aangevraagd omdat bijvoorbeeld op het moment van aanvraag de Europese regels nog niet (volledig) in de Nederlandse wet waren omgezet.
Tijdens het ambtelijk overleg voerden ze uitgebreide discussies over de vraag of het Programma Aanpak Stikstof (PAS) interimmers een wettelijke vrijstelling bood. Uiteindelijk trokken ze de conclusie dat de vrijstelling, in de vorm van een meldingsplicht, pas gold na de inwerkingtreding van het PAS en dus niet van toepassing was op bedrijven die daarvoor al een vergunning hadden moeten aanvragen.