‘Renure vraagt snel ondersteuning’
Renure, de kunstmestvervanger geproduceerd uit bewerkte drijfmest, kan het overschot aan mest op termijn wegnemen. Volgens de NCM is er in 2026 zo’n 80 miljoen kilo stikstof niet plaatsbaar. Bij de voorziene maximaal 100 kilo N per hectare uit renure is daarvoor 800.000 hectare nodig. De melkveehouderij heeft zo’n 1,1 miljoen hectare in gebruik. Probleem opgelost? Nee. Tijd en geld werken tegen. Het is namelijk zo 2026.
Die 80 miljoen kilo stikstofoverschot zal met een kwart verminderen door opkoopregelingen en voeraanpassingen. Dan blijft omzetting van 15 miljoen kuub rundveemest naar renure nodig. Dat kan via grootschalige mestverwerking en op bedrijfsniveau.
Het realiseren van een paar miljoen ton grootschalige verwerkingscapaciteit voor rundveemest voor 2030 is echter een utopie. De vergunningverlening neemt vijf tot tien jaar. Daarover kunnen de circa 135 grootschalige mestverwerkers die zo’n 11 miljoen ton mest verwerken hele boeken schrijven.
Lees ook: Renure kost € 28 per ton mest
Forse subsidiëring en fiscale steun nodig
Dan moet het dus vooral komen van renureproductie op het melkveebedrijf. De belangrijkste partijen geven aan de eerste jaren met de bouw, plaatsing en onderhoud van 100 tot 250 installaties per jaar de handen vol hebben. Dan zijn er hoogstens 1.000 installaties geplaatst voor 2027. Dat brengt de boodschap niet over, als je weet dat er 8.000 melkveehouders zijn met meer dan 2 gve/ha.
Renure maken kost op bedrijfsniveau zo’n 28 euro per kuub en de trend is stijgend. Dat is ongeveer het torenhoge huidige prijspeil van mestafzet. Bij gering voordeel zullen weinig ondernemers zich vastleggen op een hoog kostenniveau.
Om renure vlot te trekken is forse subsidiëring en een fiscale steun in de rug nodig, in combinatie met enkele jaren een vorm van derogatie. Anders blijft renure slechts een potentiële oplossing van het mestprobleem, een oplossing die door krimp van de sector uiteindelijk overbodig wordt.