AlgemeenOpinie

Grond fruitteler is geen ondernemingsvermogen

Amsterdam – De winst op grond is niet belast. Er is sprake geen sprake van ondernemingsvermogen zodat belastingheffing over de winst niet aan de orde komt.

Kort samengevat is de uitspraak van Hof Amsterdam de volgende:

Vóór 1 januari 2001 waren A en zijn broer aandeelhouder van X bv welke vennootschap een fruitbomenareaal te Z exploiteerde. Tot dit areaal behoorde tot 22 december 2000 een perceel grond van drie hectare groot gelegen te H (het perceel). Twee zoons van A exploiteerden in een maatschap boomgaarden bij R. Vanaf eind jaren negentig pachtte de maatschap de percelen te Z van X bv, waaronder het perceel.

In 1999 ontstond het voornemen om X te splitsen in twee bv’s, met A resp. zijn broer als aandeelhouder, en vervolgens een samenwerkingsverband tot stand te brengen tussen de bv van A en de maatschap. In december 1999 is het perceel door X bv voor drie jaar afzonderlijk verpacht aan de zoons. Op 28 december 2000 is met terugwerkende kracht tot 1 januari 2000 X bv gesplitst in een bv met als enig aandeelhouder A’s broer en in Q-fruit bv met A zelf als digra. Bij deze splitsing is het merendeel van de te Z gelegen gronden in eigendom toebedeeld aan fruit-bv.

Per 1 januari 2000 is fruit bv toegetreden tot een samenwerkingsverband met de maatschap, waarbij zij het gebruiksrecht en het genot van bedoelde gronden te Z heeft ingebracht. In augustus 2003 is met terugwerkende kracht tot 1 januari 2001 een geruisloze terugkeer gerealiseerd van de onderneming van A uit fruit-bv. A, die daardoor met terugwerkende kracht tot 1 januari 2001 is toegetreden tot het samenwerkingsverband met de maatschap, heeft het genot van de te Z gelegen gronden ingebracht in het samenwerkingsverband; de gronden zijn daardoor m.i.v. 1 januari 2001 tot zijn buitenvennootschappelijke ondernemingsvermogen gaan behoren.

In geschil is of de inspecteur het perceel (met toepassing van de foutenleer) in 2003 tot het verplichte ondernemingsvermogen van A heeft gerekend en diens belastbare inkomen uit werk en woning voor dat jaar daarom heeft verhoogd met € 264 000 aan winst uit onderneming.
De rechtbank stelde de inspecteur in het gelijk. Er is sprake van verplicht ondernemingsvermogen zodat A bij de aangifte niet kon kiezen het perceel vanaf de terugkeer uit de bv tot zijn privévermogen te rekenen.

Het hof oordeelt anders. Volgens het hof is hier de vraag of per 1 januari 2001 sprake is van gewijzigde omstandigheden doordat A, door de geruisloze terugkeer uit de bv, m.i.v. die datum wél ondernemer was geworden, namelijk als opbrengstgerechtigde tot het resultaat van het samenwerkingsverband met de maatschap. Voor de door de inspecteur bepleite verplichte heretikettering van het perceel is dan alleen aanleiding indien hij feiten en omstandigheden aannemelijk maakt waaruit volgt dat het perceel voor A verplicht ondernemingsvermogen is gaan vormen. Volgens het hof is de inspecteur hierin niet geslaagd.

De staatssecretaris heeft inmiddels laten weten dat hij afziet van cassatieberoep.

Meer informatie: http://www.rechtspraak.nl/ljn.asp?ljn=BO5682

Beheer
WP Admin