VK-Oost pleit voor uitruil kunstmest voor oplossing mestcrisis
Boerenvereniging Vruchtbare Kringloop Oost (VK-Oost) houdt een nieuw pleidooi voor het inruilen van kunstmestruimte voor dierlijke mest. Dat kan met gelijkblijvende technische prestaties en zonder nadelige effecten op het milieu. Dit stelt de vereniging op basis van data van leden die hebben deelgenomen aan het proefproject BedrijfsEigen Stikstofnorm (BES).
De vereniging heeft de resultaten van de vier jaar durende BES-proef op een rij gezet. Het inruilen van kunstmestruimte voor dierlijke mest kan helpen om het mestprobleem op te lossen, zegt de organisatie. Vorig jaar was het laatste jaar van het proefproject. De overheid wilde de ontheffing op de bemestingsnormen niet langer verlenen na het verlies van de derogatie. De uitruil van kunstmeststikstof voor dierlijke mest kan ook vanaf de norm van 170 kilo stikstof uit dierlijke mest, bepleit VK-Oost.
De VK-Oost-melkveehouders die meededen aan de proef hebben in de periode van vier jaar gemiddeld 20 kilo stikstof per hectare minder aangewend dan de landelijke norm. Bij het proefproject werd de bemesting afgestemd op het opbrengend vermogen van de grond en het vakmanschap van de melkveehouder.
Fosfaatevenwichtbemesting
Gemiddeld gebruikten de BES-deelnemers over de periode van vier jaar jaarlijks 261 kilo stikstof per hectare uit dierlijke mest en 110 uit kunstmest, oftewel 371 kilo in totaal. De wettelijke norm over die jaren was gemiddeld 391 kilo stikstof waarvan 232 uit dierlijke mest. Het gaat om data van twintig melkveehouders uit de Achterhoek en Liemers.
Doel van het project was om te proberen te komen tot fosfaatevenwichtbemesting met dierlijke mest. Dat is niet helemaal gelukt, maar het fosfaattekort per hectare is in vier jaar tijd wel gehalveerd tot 10 kilo per hectare per jaar.
Nitraatgehalte grondwater onder norm
In de proef is ook het nitraatgehalte van het grondwater gemeten. Er zijn geen aanwijzingen dat toepassing van de BES-systematiek heeft geleid tot hogere nitraatgehalten in vergelijking met het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid, zegt projectleider Jaap Gielen. Zowel op zand als op kleigrond bleven de gemeten gehaltes onder de waterkwaliteitsnorm van 50 milligram per liter. Tegelijk houdt hij een slag om de arm wat betreft die metingen. Gezien de grote verschillen tussen jaren onderling zou je die eigenlijk over een langere periode moeten uitvoeren om echt een goed beeld te krijgen, geeft hij aan.
Het gemeten nitraatgehalte in het grondwater was bij de klei-bedrijven binnen de BES wel fors hoger dan het landelijk gemiddelde uit het meetnet, maar dat verrast Gielen op zich niet. Hij wijst erop dat de deelnemende bedrijven met name op rivierklei zitten, terwijl in het gemiddelde van het landelijk meetnet ook betere kleigrond uit de Flevopolders en het noorden van het land zit.