Vandaag de dag is het landbouwonderwijs een combinatie van theorie en praktijk. Foto: Jan Willem Schouten BoerenlevenColumn

‘Van dominee tot vakdocent’

In een regionale krant uit 1965 valt mijn oog op een artikel over landbouwonderwijs. Het hoofd van de landbouwschool hield een vlammend betoog over de importantie van lager landbouwonderwijs. Leerlingen die weinig aanleg hadden voor de theorie, waren vaak wel goed in praktijkvakken.

Daardoor maakten ze op de lagere landbouwschool een goede kans om een diploma te behalen. Iets wat op een middelbare of hogere opleiding waarschijnlijk niet gelukt zou zijn. Kortom, over lager landbouwonderwijs moest niet zo minnetjes gedacht worden.

Het was een reactie op een eerder gepubliceerd rapport van de Landbouw Ontwikkelings Maatschappij. Daar stond volgens de krant in dat een goede boer toch minstens een middelbare opleiding op zak diende te hebben. Het rapport is online helaas niet terug te vinden.

Wat wel te vinden is, is de geschiedenis van het agrarisch onderwijs. Dat begon rond 1815 met studenten Theologie. De gedachte was dat als zij eenmaal dominee waren, ze in de plattelandsgemeenten meteen ook hun landbouwkennis konden verspreiden. Het doel van dat onderwijs was nogal dubbel. Uitgangspunt was namelijk dat de grootsheid van Gods schepping zich vooral in de natuur openbaarde. Wie dus kennis van de natuur (lees: de landbouw) opdeed, zou dichter bij God komen. Ziedaar het landbouwonderwijs van twee eeuwen geleden.

Wintercursussen met vakdocenten

Eind 1800 werden agrarische wintercursussen opgezet met vakdocenten. Daarmee werd de stof een heel stuk praktischer. Het liep dan ook storm. Er kwamen meer cursussen, van landbouwhuishoudkunde tot zuivelbereiding. Er kwam ook iets wat een middelbaar karakter had, geschikt voor studenten die de mulo of de hbs hadden gedaan.

Apart lager landbouwonderwijs werd niet nodig geacht omdat de lagere scholen al aandacht schonken aan ‘de beginselen der landbouwkunde.’ Pas in 1921 zou dit veranderen. Toen kwamen er aparte lagere-landbouwscholen en praktijkscholen op het gebied van onder andere mechanisatie, bosbouw en fokkerij. Een schot in de roos zou je zeggen, en aanvankelijk was dat ook zo.

Hbo’ers rukken op

Maar vanaf 1960 begon het aantal leerlingen toch terug te lopen. Tegelijkertijd steeg het aantal leerlingen bij middelbare landbouwscholen. De onderwijsinspectie concludeerde dat ‘de blijvers in de landbouw zo goed mogelijk geëquipeerd wilden zijn om een bedrijf te leiden.’ Dit alles was dus al gaande voordat de LOM haar rapport had gepresenteerd waarover het schoolhoofd in de krant zo boos was. Boerenzoons wilden zelf die hogere opleiding. En dat is zo gebleven.

Volgens de recentste gegevens van het CBS telt van het totale landbouwonderwijs het mbo nog altijd de meeste leerlingen, maar de hbo’ers rukken op. Dat is niet verwonderlijk. Om anno nu alle snaren van het ondernemerschap te kunnen bespelen, moet je heel wat in huis hebben.

Reacties

  1. Opleidingen veranderen en dat moet ook maar de basis raken we kwijt. Onze laatste has-stagiair heeft bv geen scheikunde en ook nooit scheikunde gehad op de mas. Eén jaartje scheikunde op de mavo kan nooit voldoende zijn voor een ing.

Beheer
WP Admin