Krachtvoer bijvoeren uit de losse pols
Krachtvoer werd vroeger ‘uit de losse pols’ bijgevoerd. De melkgift steeg er aanzienlijk door.
Dat bijvoeren ging niet heel precies; dieren die meer melk gaven, kregen een schepje extra. Veel maakte het niet uit, de dieren hadden vrij goed gelegenheid om te snaaien bij de brokken van de buurvrouw.
Enkelvoudige krachtvoeders
Krachtvoer was niet iets dat pas na de Tweede Wereldoorlog in zwang raakte. Boeren voerden altijd al bij met geïmporteerde producten. Het ging in de jaren twintig vooral om enkelvoudige krachtvoeders zoals kokosmeel, lijnmeel en gluten maar ook maismeel, roggemeel, palmpitmeel, sojameel en grondnotenmeel.
Geperste koeken
De grondstoffen werden soms los gegeven, maar meestal in de vorm van geperste koeken. Koek zonder kokos- of lijnmeel was ondenkbaar, maar in de jaren zeventig verdwenen ze toch van de ingrediëntenlijst. In plaats daarvan werden citruspulp, melasse, vetten en raapschroot toegevoegd. Daarbij werd hooi als wintervoer gaandeweg vervangen door mais en graskuil.
Meer melkgift met verbeterde voeding
Alles bij elkaar deed een verbeterde voeding de melkgift stijgen. Gaf een koe begin jaren twintig gemiddeld 2.700 kilo melk per jaar, in 1975 was dat opgelopen naar 4.700 kilo. Het vetpercentage liep in die jaren eveneens op van 3,26 naar 3,93.
In de rubriek Zo ging het toen gaan we terug in de tijd. Boerderij bestaat al meer dan 100 jaar en aan de hand van foto's uit het archief kijken we naar de agrarische sector in de vorige eeuw. Benieuwd naar meer historie? Check het dossier Zo ging het toen.