RundveeAchtergrond

‘Elk nieuw maisras is een wezenlijke verbetering’

Nu de mais weer in de kuil zit, is er tijd om vooruit te kijken. De verschillende rassenlijsten bieden volop keus. De Aanbevelende Rassenlijst is dit jaar op een aantal punten aangepast. Volgend jaar wordt voor het eerst gewerkt met twee oogstmomenten.

De onlangs gepubliceerde Aanbevelende Rassenlijst wijkt in een aantal opzichten af van voorgaande jaren. Opvallend is dat de waardering voor celwandverteerbaarheid geen onderdeel meer van de rassenlijst uitmaakt. De waardering voor zomerlegering is dit jaar voor het eerst toegevoegd. Volgend jaar volgen er opnieuw aanpassingen, en wordt voor het eerst gewerkt met twee oogstmomenten. Daardoor komen met name de zeer vroege en de midden late rassen beter tot hun recht.

Melkveehouders hebben de beschikking over drie verschillende maisrassenlijsten, om hun keuze te maken. Naast de Aanbevelende Rassenlijst, waarvoor het onderzoek namens Plantum-NL en het Productschap Akkerbouw wordt uitgevoerd door Praktijkonderzoek Plant & Omgeving (PPO), gaat het om de maiswijzer van DLV en het PMO-onderzoek (Platform Maisonderzoek Nederland), dat eveneens door PPO wordt uitgevoerd.

De Aanbevelende Rassenlijst is voor Jos Groten, onderzoeker bij PPO in Lelystad, nog steeds de beste rassenlijst die er in Nederland voor boeren voorhanden is. Groten durft deze bewering aan vanwege de hoge wettelijk vastgestelde eisen die door de Raad van Plantenrassen aan het onderzoek worden gesteld en het hoge niveau van de standaard die wordt gehanteerd. Voor de VEM/kgds ligt deze zelfs boven de 1000. ”Elk nieuw ras op de Aanbevelende Rassenlijst is een wezenlijk verbetering van eerdere rassen.”

Groten ziet de aanpassing van de onderzoeksopzet bij de Aanbevelende Rassenlijst als een goede verbetering. Door twee oogstmomenten komt met name de opbrengstpotentie van de zeer vroege en late rassen beter tot haar recht. Met de aanpassing van het onderzoek komt het qua opzet dichterbij het rassenonderzoek van PMO Nederland.

Toch blijven de onderzoeken volgens Groten in de kern van elkaar verschillen. Zo wordt op de PMO-lijst de celwandverteerbaarheid nog steeds weergegeven. De vraag is of de verschillen voor maiskwekers groot genoeg zijn om het PMO-onderzoek nog langer in de benen te houden. Belangrijke aanleidingen voor het starten van het PMO-onderzoek in 2009 waren het oogsten van maisrassen op een optimaal tijdstip en de onvrede over de opzet en uitvoering van het DLV-onderzoek aan Europees toegelaten rassen.

In de nieuwe onderzoeksopzet (2012) voor de Aanbevelende Rassenlijst worden de maisrassen onderverdeeld in de groep zeer vroeg/vroeg en midden vroeg/midden laat. De gegevens van de twee groepen worden niet aan elkaar gekoppeld. ”In plaats van acht veldproeven worden er komend seizoen twee keer zeven veldproeven uitgevoerd”, legt Groten uit.

De onderzoekskosten, die door Plantum-NL, de branchevereniging voor kweekbedrijven worden opgebracht, nemen hierdoor toe. Volgens verschillende partijen is dit een van de redenen waarom de eigenschap celwandverteerbaarheid uit de rassenlijst is verdwenen. Gedegen onderzoek naar de celwandverteerbaarheid is relatief duur.

Duidelijk is echter dat niet alleen de kosten een rol hebben gespeeld bij het weglaten van de score voor celwandverteerbaarheid. De maiskwekers verschillen al lange tijd van mening over de waarde die moet worden toegekend aan de score voor celwandverteerbaarheid.

Voor Groten is het duidelijk. ”Wat betreft zetmeelgehalte zitten we ongeveer aan de max. De voederwaarde kan vooral nog worden verbeterd door een betere celwandverteerbaarheid.”
Het verdwijnen van de gegevens voor celwandverteerbaarheid betekent volgens hem niet dat er niets meer over dit onderwerp gezegd kan worden. ”De celwandverteerbaarheid, de belangrijkste parameter voor de verteerbaarheid van de restplant, kan via een omweg nog steeds grof worden geschat.”

”Twee rassen met een gelijke VEM/kgds en een verschil in zetmeelgehalte (korrelaandeel), hebben over het algemeen een omgekeerd verschil in celwandverteerbaarheid. ”Een ras kan alleen een hoge VEM/kgds bereiken wanneer de celwandverteerbaarheid van gemiddeld of hoger niveau is.” Rassen met een lage celwandverteerbaarheid bereiken volgens Groten niet snel een relatieve VEM van 100.

Als onderzoeker vindt Groten het jammer dat de gegevens van celwandverteerbaarheid voortaan achterwege worden gelaten. Het is volgens hem belangrijk om te weten waar de energie in mais vandaag komt. Naast zetmeel en celwandverteerbaarheid zag Groten er graag parameters bij komen voor vet, suiker en eiwit.

Bladvlekkenziekte speelde ook in 2011 diverse maistelers parten. Vooral in het noorden en westen van het land was het soms bar en boos.

Dit keer was niet Helminthosporium, waar in de rassenlijst een score voor is opgenomen, de grootste boosdoener. In 2007 sloeg dit type bladvlekkenziekte nog enorm toe, maar het tolerantieniveau van de maisrassen wat betreft deze variant is intussen flink verbeterd.
Dit keer ging het vooral om de variant eyespot (Kabatiella maydis). Deze variant van bladvlekkenziekte werd volgens Groten voor het eerst in 2004 in Nederland gesignaleerd. De schimmel ontwikkelt zich het snelst in koele en vochtige omstandigheden. Kenmerkend is dat de bovenste bladeren van de plant worden aangetast.

”In 2011 hebben we eyespot voor het eerst op grotere schaal gezien”, zegt Groten. ”Vooral in het noorden was het vanwege een combinatie met ongunstige weersomstandigheden voor een aantal melkveehouders een dramatisch maisjaar.”

Het PPO beschikt tot nu toe nog maar over één jaar gegevens wat betreft eyespot. Volgens Groten en diverse kwekers te weinig om conclusies aan te verbinden. Maar het is zeker niet ondenkbaar dat er in de toekomst een aparte score voor eyespot aan de rassenlijst wordt toegevoegd.

Innoseeds
René Boons, productmanager Mais bij Innoseeds, noemt het nieuwe maisras Messago, een ras dat breed inzetbaar is. De niet heel hoge, maar ook niet lage zetmeelopbrengst zorgt ervoor dat de mais in verschillende rantsoenen kan worden ingezet. De mais onderscheidt zich duidelijk door de hoogste VEM-opbrengst van de Aanbevelende Rassenlijst. Het ras past volgens Boons prima in het quotumloze tijdperk waarin veehouders een zo hoog mogelijke opbrengst per hectare grond willen realiseren. Het weglaten van de gegevens voor celwandverteerbaarheid betekent volgens hem zeker niet het begin van het einde. “De Aanbevelende Rassenlijst blijft een degelijk en vakkundig onderzoek. Het onderzoek is bijna cultuurerfgoed te noemen.” Het verdwijnen van celwandverteerbaarheid is volgens hem een gemis, maar zou zijn financiële redenen hebben. Wat betreft de aanpassing van de onderzoeksopzet is Boons tevreden. “De potentie van een ras wordt in de nieuwe opzet op een betere manier benaderd.” Wat betreft de toevoeging van gegevens betreffende zomerlegering is hij wat minder enthousiast. “Het is extra informatie voor de koper, maar deze informatie zit naar mijn mening deels al verwerkt in de score voor stevigheid.” Informatie op de rassenlijst is volgens hem van belang, maar veel belangrijker is volgens hem goed management bij de maisteler.

Aanbevelende Rassenlijst telt tien nieuwe maisrassen
De Aanbevelende Rassenlijst voor 2012 telt tien maar liefst negen nieuwe snijmaisrassen, en één nieuwe ras geschikt voor de teelt van korrelmais en CCM. In totaal zijn vijf snijmaisrassen en één korrelmais- en CCM-ras van de lijst verdwenen.
In de categorie zeer vroege maisrassen zijn P8057 (Pioneer), LG 30,201 (Limagrain) en Shoxx (Ragt) nieuwkomers. Wat betreft de vroege rassen gaat het om Messago (Innoseeds), LG 30.222 (Limagrain), SY Cooky (Syngenta) en Survivor (Barenburg). In de categorie middenvroege rassen vinden we de rassen Stephany (Limagrain) en P7631 (Pioneer). Aan de rassenlijst is één nieuw korrelmais- en CCM-ras toegevoegd te weten Lapromessa (KWS))

Limagrain
Kweker Limagrain voegt dit jaar in iedere vroegheidsgroep een snijmaisras toe. Veehouderijmanager Jos Groot Koerkamp is wat betreft de nieuwe rassen het meest te spreken over het dubbeldoelras LG 30.222, maar ook de andere rassen zijn volgens hem een goede aanvulling op de rassenlijst. “Wel is het zo dat eerdere rassen die we aan de lijst hebben toegevoegd zoals LG 30.218 en LG 30.211 nog niet zijn voorbijgestreefd.” Hij vindt de aanvulling van de lijst met een waarde voor zomerlegering een goede aanvulling. “Vroeger hadden we herfststormen, maar tegenwoordig ook steeds meer zomerstormen. Gebleken is dat een aantal maisrassen wat slap op de benen staat.”

KWS
Jan Bakker, directeur KWS Benelux, ziet het weglaten van de score voor celwandverteerbaarheid als een verbetering. ”De celwandverteerbaarheid was met de huidige proeven niet meetbaar. Daarvoor houdt een koe zijn voer te kort binnen.” Daarbij is de celwandverteerbaarheid volgens hem te veel afhankelijk van de rijpheid van de plant om een goede vergelijking te kunnen maken. Bakker pleit al lange tijd voor een andere onderzoeksopzet voor de Aanbevelende Rassenlijst. Hij zou graag zien dat de score VEM-opbrengst verder wordt uitgekleed. De celwandverteerbaarheid bepaalt samen met zetmeel en ruweiwit nu nog de VEM-opbrengst. Voor KWS is het duidelijk. Zetmeel en het ruw eiwit zijn de elementen die werkelijk tellen voor het economisch resultaat. Het feit dat het PPO met twee oogstmomenten gaat werken ziet Bakker als een onderkenning van een probleem. ”Er worden appels met peren vergeleken. Twee oogstmomenten lossen deze problemen volgens Bakker echter nog niet op.”

Beheer
WP Admin