AkkerbouwOpinie

Van grootschalig naar piepklein (1)

Nadat ik voorjaar 2011 nog advies heb gegeven in Kazachstan op bedrijven van duizenden hectares, was afgelopen december Burundi aan de beurt.

Het grootste bedrijf dat ik hier in Burundi heb gezien was 300 hectare. Het was in handen van een Griek. Zijn terrein was verboden gebied, volgens zijn medewerkers. Ik was ook niet voor hem gekomen, maar op uitnodiging van Consedi, een lokale hulporganisatie die peacekeeping door food security nastreeft. Consedi had bij PUM Netherlands senior-experts om steun gevraagd. Gezien mijn landbouwachtergrond en buitenlandervaring viel deze keer mij de eer te beurt om de klus te klaren. Nou ja klaren, de eerste keer was niet meer dan een veertiendaags bezoek om te inventariseren wat mogelijk en nodig is om snel resultaat te halen. Snelheid is nodig bij de ontvangende partij de motivatie erin te houden.

Van zeer groot naar heel klein

Na enige informatie van de zijde van Consedi en raadpleging van internet werd me al snel duidelijk dat ik, afgezien van het klimaat, duidelijk moest omschakelen van zeer groot denken naar heel klein. Terug naar de tijd van voor de Tweede Wereldoorlog. De gemiddelde bedrijfsgrootte in Burundi bleek rond 5 hectare te liggen. Als je als Nederlander denkt: hier kunnen ze toch wel voldoende produceren om die 9 miljoen mensen te voeden en zelfs nog wat te exporten. Niets is minder waar. Import is nodig, vooral zuivel en vlees zijn niet overdadig voorhanden.

Hulpkaravaan

Het vliegveld van Burundi was klein en eenvoudig. Geen rijen douane, maar een man of drie om je te helpen bij het invullen van de immigratieformulieren en daarna één vrouwelijke douanier om je paspoort te checken, te stempelen en het formuliertje in te nemen. Daarna koffer halen bij de band en een scan, je weet maar nooit wat er in zit, en vervolgens naar buiten. In hoofdstad Bujumbura bleek de armoede van het land duidelijk. Er rijden weinig auto’s en de auto’s die er rijden, zijn hoofdzakelijk voorzien van stickers als ‘taxi’ of ‘Unesco’ of ‘Cordaid’ en noem alle hulporganisaties die je kunt bedenken maar op. Ik kreeg dan ook het gevoel beland te zijn in het boek De Hulpkaravaan. Ook ik ging per bestickerde 4wd naar mijn gastenverblijf van de Evangelische Kerk. Dit werden twee weken in een eenvoudig onderkomen met eenvoudig eten en koffie, thee, cola of water. Voor een Ruslandganger een moeilijke opgave zonder alcohol.

 

Het ontbijt bestond uit brood en omelet (eipoeder) of wat over was van de avond ervoor. Het avonddiner bestond uit gebakken aardappelen, gekookte aardappelen, doperwten en worteltjes of sperziebonen, gekookte banaan, rundvlees van oude stier. Als je niet oppaste werd dit alles op je bord geladen.Geen keuze dus.

Naast het hotel stond een generator om de stroomstoringen op te vangen. Elke dag was het wel enkele keren raak. Computers zijn dan ook allemaal voorzien van accu’s om stroomuitval te overbruggen zonder verlies aan gegevens.

Rode rivieren

Iedere avond overvloedig regen en dan de volgende dag weer prachtig weer. Hier moet toch een goed gewas kunnen groeien, zou je zeggen. Helaas. Een van de oorzaken van de slechte groei had ik vanuit het vliegtuig al gezien: rode rivieren. Met andere woorden: de erosie is in dit deel van de wereld desastreus. Dit bleek ook op één van mijn tochten buiten de stad. Op de heenreis hadden we drie zandlawines op straat. Op de terugreis ’s avonds waren het er zeven. En dat terwijl het niet noemenswaardig had geregend. Dit geeft aan wat er gebeurt als de hellingen van de heuvels kaal zijn door houtkap, ten dienste van energievoorziening en veel boeren hun rijtjes mais, gras, aardappelen, bananen met de heuvel mee planten. Hier is zonder investering al een hoop winst te halen met een doordachte wisselbouw – strip cropping – en teelt van grassen met veel wortelvorming.

Houtskool

Naast dit alles moet er snel een oplossing komen voor de energievoorziening. Eten moet nu eenmaal gekookt worden, al is het maar uit hygiënisch oogpunt. Nu is het land vergeven van de houtskoolbranderijen en zie je overal fietsen, vrachtauto’s en mensen afgelden met zakken houtskool. Een gemiddeld gezin verstookt voor €30 tot €40 per maand aan houtskool. Per jaar zijn dit ettelijke kubieke meters hout. Als we dat met 2 tot 2,5 miljoen huishoudens vermenigvuldigen, praten we over heel grote bossen van hakhout. Bij dit alles is de verlichting nog niet inbegrepen. Die is alleen in de stad en in enkele belangrijke centra op het platteland aanwezig. De gewone plattelander zit van 18.30 tot 6.00 uur in het donker of bij een oliepitje.

Monopolie

Wil je onder deze omstandigheden de mensen een beter leven garanderen, dan moet je met meer dan alleen eten komen. Het toverwoord voor de moderne mens is hernieuwbare energie. Daar doen ze in Burundi al eeuwen aan en dat heeft tot op heden alleen maar meer erosie en minder voedsel gebracht.

In koloniale tijden had België het hier voor het zeggen en had Burundi een levendige koffie- en theeproductie. Prachtig voor de Belgen, zul je zeggen, maar de lokale bevolking kreeg er niet te veel van. Dat klopt. Maar nu is de teelt in handen van de boeren en weer krijgen ze er niet te veel van. Niet de Belgen gaan met winst naar huis, maar de overheid, in handen van enkelen, strijkt de poen op. Monopolie! De enige particuliere thee-exporteur die het land rijk is, leeft in ernstige onmin met de president en de rest van de regering. Hij betaalt alleen maar belasting en dat is kennelijk beduidend minder dan de theehandel voor de heren opbrengt.

Beheer
WP Admin