AlgemeenAchtergrond

‘Robotisering is nog maar net begonnen’

Mechanisatie hoort bij landbouw. Grote technische doorbraken hebben ook op andere terreinen altijd ingrijpende gevolgen gehad. Na de melkmachine, de trekker en de combine kwamen de melkrobot en de gps-gestuurde kunstmeststrooier. En er komt nog veel meer nieuws, aldus robotwetenschapper Eldert van Henten. “Met automatisering zijn we nog maar net begonnen.”

Mechanisatie is een van de motoren achter de ontwikkeling van de landbouw. Of is het juist andersom? Dat is een verhaal van kip en ei. Feit is dat archeologen bewijzen hebben gevonden dat er al heel vroeg na het ontstaan van de landbouw, tienduizend jaar geleden, ook werktuigen in gebruik waren. Eenvoudige zeisen en ploegen, bijvoorbeeld. En zelfs de zaaimachine stamt al van ver voor Christus.

Veel van de oude, houten werktuigen werden nog tot in de vorige eeuw gebruikt. Pas na de opkomst van de stoommachine kwam de techniek in een stroomversnelling. De grote doorbraak van landbouwmechanisatie was pas na de Tweede Wereldoorlog.

Deze ontwikkeling is getekend door belangrijke doorbraken. De opkomst van gietijzer en ijzer was er zo eentje, nu twee eeuwen geleden. Die bracht de ijzeren ploeg. Een andere zeer belangrijke doorbraak is de dorsmachine, en later de combinatie van maaien en dorsen in de maaidorser. Die maakte zeer veel handwerk overbodig, net als de melk- en de maaimachine. In de tuinbouw is de opkomst van de gesloten teelt onder glas een belangrijke doorbraak en ommekeer geweest.

We zitten nu ook middenin een tijd van grote doorbraak, aldus mechanisatieprofessor Eldert van Henten van Wageningen UR. Dat is de opkomst van de robots, volgens hem een even belangrijke verandering als de opkomst van de trekker als vervanger van paarden. En net als bij andere grote doorbraken is het niet de economie die de doorslag geeft. Van Henten: ”De melkrobot is in veel gevallen niet economisch rendabel, zeker in het begin niet. En toch is hij aangeslagen. Dat was met de trekker net zo. Met dierlijke tractie kon het werk uitstekend gedaan worden. Maar deze nieuwe vindingen maakten veel meer mogelijk. Ze brachten veranderingen op gang die veel verder gingen dan arbeidsbesparing.”

De melkveehouder met een robot krijgt veel meer vrijheid om zijn dag in te delen. De trekker begon als vervanging van het trek-paard, maar werd al spoedig de krachtbron voor tal van machines. De tuinbouwkas maakte compleet nieuwe teelten mogelijk die voorheen ondenkbaar waren in Nederland. De eerste kasproducten waren druiven, vruchten die ook al in de vollegrond verbouwd werden. Pas toen de kas was doorgebroken, kwamen de tomaten en de komkommers. En door de beschikbaarheid daarvan veranderde de hele eetcultuur in Nederland.

De gevolgen van die echte grote doorbraken in landbouwtechniek gaan dus ook veel verder dan alleen de landbouwpraktijk. Ze beïnvloeden de hele cultuur. ”Denk ook aan de relatief lagere voedselprijzen waar mensen aan gewend zijn geraakt. Men gaat er gewoon van uit dat het voedsel daarvoor beschikbaar blijft. En dat trekt weer een zware wissel op verdere ontwikkeling in de land- en tuinbouw.

De meest recente belangrijke technische doorbraken zijn die van de gps-techniek en de robot, aldus Van Henten. ”De gps is begonnen als iets wat erg leuk is. Mensen wilden het graag hebben op de trekker, als hulpje. Net als de tomtom. Maar met die apparatuur zijn we wel gewend geraakt aan een navigator. Aan iets dat stapje voor stapje het stuur uit handen neemt van de chauffeur. Er komt een tijd dat de navigator het stuur overneemt. Dat gaat gebeuren met auto’s, maar ook in de landbouw.”

In Wageningen sleutelen onderzoekers aan trekkers die ’samenwerken’, als ’master’ en ’slave’. Een bestuurde trekker voorop, eentje erachteraan zonder bestuurder, die geheel gedirigeerd wordt door een automaat. Werkt dat, dan is de stap naar een hele trein van (losse) trekkers niet groot meer. De techniek om dit goed te laten werken is al beschikbaar, aldus Van Henten. ”We kunnen zonder probleem een onbemande trekker precies een rondje laten rijden over een perceel, dag in dag uit uit tot hij een diep spoor heeft uitgesleten.” De moeilijkste factor is nog de onverwachte gevaren die er op kunnen doemen. Iemand die plotseling over de akker loopt, bijvoorbeeld. ”Veiligheid, dat is de volgende grote uitdaging.”

De opkomst van robotica gaat niet in alle agrarische sectoren even snel. De melkveehouderij is koploper, vanwege de melkrobot. Maar dat was tot voor kort ook echt het enige op dit gebied in die sector. Pas heel recent zijn apparaten als de voer- en de beweidingsrobot er bij gekomen. In de tuinbouw – altijd al een innovatieve sector – is het begonnen met automatische klimaatsystemen.

Nu zijn er rozen-snijrobots en robots die de groei van tomaten begeleiden. De intensieve veehouderij lijkt wat minder gerobotiseerd, al is daar juist wel veel ’gewone’ mechanisatie. Er is wel een machine in de maak voor het rapen van grondeieren in de pluimveehouderij.

In de akkerbouw is de robotisering pas laat op gang gekomen, maar dankzij gps-techniek en de precisielandbouw staan nu ook daar alle seinen op groen. Wellicht leidt de robot hier naar schaalverkleining, in plaats van schaalvergroting. Een van de drijvers achter schaalvergroting is het reduceren van personeelskosten. Dat lukt met steeds grotere machines. Maar als er niemand meer op die trekker zit, hoeft het ook niet meer groot. Van Henten voorziet daarom de opkomst van kleine zelfsturende machines, die de bodem minder belasten.

Waar eindigt deze ontwikkeling? Die eindigt niet, aldus de wetenschapper.
Hij komt met een mooie metafoor voor de ontwikkeling van de mechanisatie en de robotica. ”Denk aan een ouderwetse postkoets uit het Wilde Westen. Daar zaten twee mensen op de bok. Eentje die de paarden moest mennen en eentje met een geweer, de ’troubleshooter’. De mechanisatie maakt eerst die menner overbodig. De besturing is het eerste dat de robot overneemt. Wat overblijft is de monitoring. Maar ook die wordt overgenomen. Kortom, we zijn nog maar net begonnen met deze ontwikkeling.”

Gebroeders Van der Lely beeldbepalend

Als geen ander gaven Arij en Cornelis van der Lely de mechanisatie in Nederland kleur. In 1948 richtten zij samen het machinebouwbedrijf Lely op. Ze vonden verschillende machines uit voor de weide- en akkerbouw die beeldbepalend werden voor de agrarische sector. De kunstmeststrooier kwam in 1958. De harkkeerder of haaktand (1965) met de markante zonnewielen heette in de volksmond gewoon ‘de Lely’. Dat het een merknaam was, werd vergeten. Nog meer naam maakte het bedrijf met de rotorkopeg die in 1968 op de markt kwam.

De afgelopen decennia gooide het bedrijf zich helemaal op de automatische systemen voor de melkveehouderij. In 1992 kwam de eerste melkrobot op de markt, de Lely Astronaut. De allereerste melkrobot werd overigens al acht jaar eerder getoond in Oenkerk. Dat prototype staat nu in het Fries Landbouwmuseum in Eernewoude.

Lely is nog steeds erg gericht op innovatie, speciaal voor de melkveehouderij, met machines voor weidebouw en in de stal. Na de melkrobot kwam onder meer de volautomatische voerschuiver. Het bedrijf is nu in zestig landen actief.

Lely springt in het oog, maar is zeker niet de enige innovatieve machinebouwer die Nederland rijk is. Van oudsher zijn mechanisatiebedrijven samen met boeren en telers constant op zoek naar nieuwe verbeteringen. Vaak doen ze dat in nauwe samenwerking met de wetenschap, zoals nu ook gebeurt op het gebied van robots. Volgens Van Henten is die samenwerking cruciaal om ook in de toekomst voorop te kunnen blijven lopen.

Veel erfgoed, geen museum

Wie wil genieten van het mechanisch cultureel erfgoed, kan elk weekend te kust en te keur. Talloze hobbyisten zijn druk met oldtimer trekkers en oude oogstmachines. Er zijn zelfs trekkertrekwedstrijden met oldtimers. Regionale en plaatselijke Musea zijn er ook, maar een nationaal landbouwmuseum ontbreekt.

Maar dat gaat veranderen. Er zijn vergevorderde plannen om op landgoed Mariënwaerdt in Beesd een museum-nieuwe-stijl te vestigen. Een initiatiefgroep onder voorzitterschap van professor Gert van Dijk is hiermee bezig. Hier komt de collectie van landbouwmachines die eerder in Wageningen stond, in het Museum Histrorische Landbouwtechniek. Dat museum sloot in 2005 sloot, het materiaal is opgeslagen in WUR-gebouwen in Lelystad.

Museum mag het niet heten wat er in Beesd komt. Het wordt een belevingscentrum, aldus projectleider Marco de Haas. Een visitekaartje voor de Nederlandse agro- en foodsector. “Het moet dé plek worden waar je buitenlandse gasten op agrogebied mee naartoe neemt.” De naam is NFAM (Nederlands Food e en Agri Mariénwaerdt). De collectie historische werktuigen is daar onderdeel van, maar De Haas benadrukt dat er meer voor- dan achteruit gekeken wordt in het centrum. Eind dit jaar verwacht hij dat het plan meer is uitgewerkt.

Beheer
WP Admin