Minister Adema: in januari besluit over vaccinatie vogelgriep
Vaccinatie tegen vogelgriep in de praktijk komt dichterbij. Landbouwminister Piet Adema weegt in januari op basis van proeven, expertbeoordelingen en scenario’s af of vaccinatie in de praktijk al een begaanbare weg is.
Dat schrijft Adema in een brief aan de Tweede Kamer. De minister wil zo snel mogelijk beginnen met vaccineren. Voorwaarde daarbij is wel dat verspreiding van het virus wordt tegengegaan. Komende tijd wordt zo snel mogelijk een veldproef opgezet. Daarbij werkt hij samen met andere lidstaten, onderzoekers, het pluimveebedrijfsleven en waar mogelijk de farmaceutische industrie.
Nieuw meldpunt dode wilde vogels
Ondertussen is een nieuw meldpunt voor gevonden dode wilde vogels ingesteld. Tot nu toe konden dode vogels worden gemeld bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit; vanaf nu kan dat bij het Dutch Wildlife Health Centre (DWHC). De minister maakt een applicatie beschikbaar voor mobiele telefoons, waarop duidelijk is waar dode vogels gevonden zijn. Die app is ontwikkeld door het waterschap Fryslân.
Onderzoek van dode wilde vogels gebeurt alleen als dat op basis van een risico-inschatting noodzakelijk is. Daarbij werken Wageningen Bioveterinary Research en DWHC samen. Niet elke dode wilde vogel wordt getest op vogelgriep. Het opruimen van kadavers is een verantwoordelijkheid van de beheerder van het terrein waar de vogels gevonden zijn.
In de maand oktober zijn meer dode wilde vogels gemeld dan in voorgaande maanden. Ongeveer 40% van die vogels blijkt besmet met vogelgriep. Volgens de deskundigengroep dierziekten gaat het virus flink rond onder wilde vogels. Dat kan de komende periode verder toenemen door de aankomst van overwinterende watervogels in Nederland.
Strikte bioveiligheidsmaatregelen treffen
Bij het onderzoek naar besmettingen op pluimveehouderijbedrijven bleek dat de drie uitbraken in Wildervank en Kiel-Windeweer waarschijnlijk van dezelfde bron zijn. Deskundigen vinden de conclusie logisch dat de besmetting tussen de bedrijven is overgebracht. Zij dringen er bij de pluimveehouders op aan strikte bioveiligheidsmaatregelen te treffen, knaagdieren goed te bestrijden en werkzaamheden op het omringende land en in sloten te beperken.
De minister vat samen dat de kans op besmetting van gehouden pluimvee “onverminderd hoog is en zal blijven.” Daarom rekent hij op nieuwe uitbraken in de komende periode. Als bij uitbraken vanwege de beperkte ruimingscapaciteit een keuze moet worden gemaakt, gaat de prioriteit altijd naar het besmette bedrijf. Wanneer bedrijven preventief geruimd moeten worden, komt het dichtstbijzijnde bedrijf dat potentieel het meest kan bijdragen aan verdere besmetting, het eerst aan de beurt.