Partner
Foto: HIPRA VarkensPartner

Bacteriële neonatale diarree vergt een totaalaanpak

Geboorte- of kraamstaldiarree bij biggen is een fenomeen dat alle varkenshouders helaas kennen. Zeugenvaccinatie, met als doel het doorgeven van extra maternale immuniteit via de biest, wordt op veel bedrijven toegepast om dit probleem onder controle te krijgen. Voor een succesvolle aanpak is vaccineren meestal niet genoeg. Ook andere risicofactoren op het bedrijf vergen een grondige aanpak.

Goed vaccineren is een van de aandachtspunten in de preventie van kraamstaldiarree. Maar hoe goed de zeugen gevaccineerd worden, zonder een goede en uniforme biestopname zal het gewenste effect niet bereikt worden.

Het management rondom het werpen, het biestmanagement en het klimaat in de kraamstal spelen een belangrijke rol. Ook biosecurity maatregelen, zoals het grondig reinigen en ontsmetten en het volledig laten opdrogen van de ruimte, zijn erg belangrijk. Net als hygiënemaatregelen bij de biggenbehandelingen. Uiteraard zijn deze maatregelen niet alleen van belang voor de preventie van kraamstaldiarree, maar ook voor andere infectieziektes.

In dit artikel komt het vaccineren aan de orde, laten we zien hoe de temperatuur in het biggennest en de biestopname van de biggen in beeld gebracht kunnen worden en bespreken we de diagnostiek aan de hand van FTA-cards.

Preventief vaccineren

Vaccins ter preventie van kraamstaldiarree worden toegepast bij zeugen, aangezien ze erop zijn gericht om de biggen, via de biest, maternale bescherming mee te geven. Dit zien we ook terug in het vaccinatieschema; na een dubbele basisvaccinatie, wordt 3-4 weken voor elke worp een boostervaccinatie toegepast om het maximale effect voor de biggen te behalen.

Er zijn verschillende vaccins tegen kraamstal diarree beschikbaar, maar SUISENG® Coli/C is het enige vaccin dat een drievoudige bescherming biedt:

  1. Bescherming tegen neonatale diarree door E. coli
  2. Bescherming tegen necrotische enteritis door Clostridium perfringens type C
  3. Neutralisatie van het α-toxine van Clostridium novyi, een van de oorzaken van acute zeugensterfte

SUISENG® Coli/C biedt naast de bescherming voor biggen, ook voordelen voor de zeug zelf. Zo voorkomt dit vaccin Clostridium novyi, een van de infectieuze oorzaken van plotselinge zeugensterfte. 

Temperatuur biggennest

Wanneer de biggen worden geboren komen ze terecht op een koude roostervloer en hebben ze veel energie nodig om hun lichaamstemperatuur op peil te houden. Door een vloerverwarming en een warmtelamp in de kraamstal wordt een warm microklimaat gecreëerd voor de biggen. Dit zorgt ervoor dat biggen snel opdrogen en voldoende energie over hebben om de weg naar de uier te zoeken en te gaan drinken. Via de biest krijgen biggen niet alleen energie, maar ook groeifactoren en maternale immuniteit binnen.

Aan de hand van warmtecamera foto’s van het biggennest kunnen we de vloertemperatuur in beeld brengen. Daarbij is het belangrijk om zowel voorin als achterin de kraamstal te controleren of de gewenste temperatuur behaald wordt. Ook kan er op basis van deze foto’s eventuele koudebruggen in beeld gebracht worden. De eerste paar dagen na de geboorte is de streeftemperatuur van het biggennest tussen de 34 en de 36°C.

Door met een warmtecamera foto’s van de vloerplaat te maken kan de gemiddelde temperatuur van het biggennest worden bepaald en kunnen koudebruggen in beeld worden gebracht. De gemiddelde temperatuur zonder lamp dient de eerste 4 dagen na de geboorte tussen 34 en 36 graden te liggen.
Door met een warmtecamera foto’s van de vloerplaat te maken kan de gemiddelde temperatuur van het biggennest worden bepaald en kunnen koudebruggen in beeld worden gebracht. De gemiddelde temperatuur zonder lamp dient de eerste 4 dagen na de geboorte tussen 34 en 36 graden te liggen.

Biestopname van biggen essentieel

Biestopname is essentieel voor de overleving van biggen, ze nemen via de biest namelijk energie, groeifactoren en maternale immuniteit op. Deze maternale immuniteit beschermt de big tegen ziekteverwekkers, die ze al vroeg in hun leven tegenkomen.

Het optimaliseren van de biestvoorziening hangt uiteraard niet alleen af van de gezondheidsstatus en eventuele vaccinaties van de zeug, maar ook voeding en het kraamstal- en biestmanagement zijn belangrijke factoren. Een vlot geboorteproces, waarbij vitale biggen geboren worden die binnen 24-36 uur zoveel mogelijk biest opnemen bij de eigen zeug, is de ideale situatie. Er zijn tal van risicofactoren, adviezen en tips om hiermee aan de slag te gaan beschreven, maar om inzicht in uw bedrijfsspecifieke situatie te krijgen is diagnostiek essentieel. Meten = weten.

Er zijn verschillende methodes om maternale immuniteit meetbaar te maken, allen gebaseerd op het feit dat biest een afspiegeling is van de antistoffen van de zeug en dat er een mooie correlatie is tussen antistoffen van de zeug en de big van die zeug.

De HIPRA Biestcheck is gebaseerd op een vergelijking van de hoeveelheid vlekziekte antilichamen (“titer”) van biggen ten opzichte van de zeug. Een big die voldoende biest heeft opgenomen, bereikt naar verwachting een titerhoogte die hoger of gelijk is aan 90% van de titerhoogte van de zeug. Aan de hand van de resultaten van de biestcheck kan niet alleen de biestopname van de biggen beoordeeld worden, maar kan ook het niveau van de antistoffen van de zeug (en daarmee de vaccinatie) geëvalueerd worden.

Diagnostiek aan de hand van FTA-cards

Een succesvolle aanpak start uiteraard met weten waarmee je te maken kunnen krijgen. Er zijn verschillende ziekteverwekkers die een rol kunnen spelen bij kraamstaldiarree. Aan de hand van diagnostiek, waarbij sectie het meest complete beeld geeft, kan worden bepaald welke ziekteverwekkers op jouw bedrijf een rol spelen.

Het onderzoeken van mestmonsters is uiteraard ook een mogelijkheid, bijvoorbeeld met de HIPRA EnteroCheck. Deze Enterocheck bestaat uit een FTA-card, waarop je aan de hand van een swab, genomen van biggen met diarree, wat mest kan aanbrengen. Op deze FTA-card worden PCR-testen uitgevoerd om de virulentiefactoren en toxines van de bacteriën die verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van diarree op te sporen. Op basis van de resultaten kun je, uiteraard samen met je dierenarts, bepalen welke preventieve maatregelen nodig zijn en welk vaccin bij de situatie op uw bedrijf past.

Wist je dat naast de bacteriën E. coli, Clostridium perfringens type A en C, ook Clostridium difficile vaak wordt teruggevonden bij biggen met diarree? In een onderzoek dat werd uitgevoerd op meer dan 140 bedrijven bleek in 66% van de monsters genomen bij biggen met diarree C. difficile teruggevonden te zijn, wat significant meer was dan bij de biggen zonder diarree (46%).

Foto: 3

Beheer
WP Admin