Naar schatting 10% van de zeugenhouders voerde afgelopen jaar minder opfokgelten aan. Dat scheelt tijdelijk geld, maar levert ook productie-achterstand op zodra de markt aantrekt. - Foto: Bert Jansen VarkensAchtergrond

Voordeel uitstel vervanging zeugen beperkt

Door de slechte financiële situatie zijn er minder zeugen vervangen. Dat versterkt op korte termijn de liquiditeit, maar het voordeel is beperkt. Hoge voerkosten en tegenvallende opbrengsten van biggen zorgden de afgelopen twee jaar voor lage saldo’s.

Volgens cijfers van Agrimatie was er in de winter van 2021-’22 en de zomer van 2022 sprake van negatieve saldo’s. Dan is het voor ondernemers de vraag of en hoe goed er voor die tijd een buffer is opgebouwd. Dat is niet alleen belangrijk voor het blijven betalen van lopende rekeningen voor onder meer voer en aflossingen.

Tijdens een recent webinar van VKON bleek zeker 10% van de zeugenhouders vanwege de financiële situatie de vervanging van zeugen uit te stellen. Dat speelt vooral bij bedrijven die fokgelten aankopen, want daar is het beslag op de liquiditeit veel groter. Bij bedrijven met eigen opfok zitten de kosten voor een opfokgelt veel meer verspreid in verschillende kostenposten: sperma, foklicentie, arbeid en kosten voor gebouwen. Daardoor houdt een bedrijf met eigen opfok de vervanging gemakkelijker op peil.

In ideale omstandigheden ligt het zwaartepunt tussen de derde en zesde worp. Bij gelten is het aantal biggen lager en bij oudere zeugen is er meer risico op uitval van biggen. - Foto: Hans Prinsen
In ideale omstandigheden ligt het zwaartepunt tussen de derde en zesde worp. Bij gelten is het aantal biggen lager en bij oudere zeugen is er meer risico op uitval van biggen. - Foto: Hans Prinsen

Beperkte voordelen uitstel

Uitstel van vervanging van de zeugen is dan een logische reactie. Oudere zeugen zijn toch in productie en een jonge zeug moet eerst verder worden opgefokt. Dat kost ook geld. “Een bedrijf met 1.000 zeugen en een vervangingspercentage van 45% koopt op jaarbasis 450 gelten à € 400 per stuk. Dat is € 180.000, dus € 180 per zeug.

Een paar procent minder vervangen betekent een flinke hap geld. Maar met uitstel loop je ook meer risico

Een paar procent minder vervangen, betekent op korte termijn een flinke hap geld, maar met uitstel van vervanging loop je ook meer risico”, stelt Rick ter Haar, branchespecialist intensieve veehouderij bij Countus.

Nu er weer geld binnenkomt, moet de uitgestelde vervanging worden ingehaald. Voordeel van uitstel van vervanging is sowieso beperkt. Als wordt gekozen zeugen na tien worpen biggen te vervangen, in plaats van na acht, dan zakt het vervangingspercentage met circa 4%. Dat komt neer op zo’n € 10.000.

Download de tabel als pdf.

“Je koopt er alleen liquiditeit mee”, stelt Jan Pijnenburg, adviseur bij DLV. De vraag is of extra liquiditeit bij andere besparingsopties,  zoals tijdelijk minder mest afvoeren, niet meer geld oplevert. Ook speelt op dit moment mee dat de prijzen voor opfokzeugen in een jaar tijd van € 350 voor een TN70-gelt van 28 weken van € 350 is opgelopen naar € 461. Voor eenzelfde bedrijf van 1.000 zeugen zijn bij 40% vervanging de vervangingskosten in een jaar tijd met € 44.000 gestegen. Daar komt bij dat de gevolgen van tijdelijk minder vervangen nog een aantal rondes na-ijlen. Gevolg is dat de productie juist wat lager uitvalt, terwijl het voor de financiën beter is om op volle sterkte te blijven produceren.

Oudere zeugen kennen meer risico’s

Nu is het moment dat bedrijven bezig zijn met herstellen van de financiële situatie. Daar hoort ook het inhalen van de uitgestelde vervanging bij. Maar dat betekent wel een stapeleffect dat nog enige tijd na-ijlt. Ten eerste is de gemiddelde leeftijd in de zeugenstapel opgelopen. Oudere zeugen brengen meer risico’s met zich mee, terwijl het ideale zwaartepunt van de zeugenstapel tussen de derde en zesde worp biggen ligt. De zeugenstapel bestaat onder normale omstandigheden uit 50 tot 60% van deze leeftijdsgroep.

Een zeugenstapel moet zo evenwichtig mogelijk zijn. Oudere zeugen kunnen sneller uitvallen. Jonge zeugen hebben betere genetica, maar mogelijk een hogere infectiedruk door bedrijfseigen ziektekiemen. - Foto: Henk Riswick
Een zeugenstapel moet zo evenwichtig mogelijk zijn. Oudere zeugen kunnen sneller uitvallen. Jonge zeugen hebben betere genetica, maar mogelijk een hogere infectiedruk door bedrijfseigen ziektekiemen. - Foto: Henk Riswick

Zonder selectie loopt na de zesde worp de productie van biggen terug, ongeveer een halve big gespeend per zeug per jaar. Deze daling is niet direct het gevolg van minder geboren biggen als wel de bigoverleving, legt Pijnenburg uit: “Bij oudere zeugen wordt de kwaliteit van het uier slechter. Ze geven niet zozeer minder melk maar de omvang van de uier verandert, waardoor de spenen minder goed bereikbaar worden. Ook neemt de fitheid van de zeug af en wordt het beenwerk minder. Daardoor neemt het risico op doodliggen toe.”

Een ander risico bij oudere zeugen is de uitval van de zeug zelf. Geen enkele zeugenhouder zit te wachten op plotseling gestorven zeugen. Maar ook problemen met beenwerk, slecht of niet meer berig worden of terugkomen, kunnen dwingen tot afvoer van een oudere zeug.

Hoog aandeel jonge zeugen onwenselijk, overleving biggen beter

Een jonge zeugenstapel heeft als voordeel dat de genetica beter is. Maar jonge zeugen leveren niet gelijk bij de eerste worp biggen de grootste en beste tomen. Dat kan volgens Ter Haar en Pijnenburg een halve tot anderhalve big per jaar schelen. Daar staat tegenover dat de bigoverleving bij jonge zeugen wel beter is. “Wat vaak vergeten wordt, is dat jonge zeugen toch gevoeliger zijn voor ziekten. Ze zijn nog niet in contact geweest met bedrijfseigen ziekteverwekkers. Dat soort uitval gebeurt toch vaker dan verwacht”, weet Pijnenburg. Op dit vlak is nog veel te winnen in de preventieve gezondheidszorg.

Voor een optimale leeftijdsverdeling moet een zeugenstapel 30 tot 35% eerste- en tweedeworpszeugen bevatten. Samen met het zwaartepunt in de derde tot zesde worp is een bedrijf optimaal in staat om in een aantrekkende – en de huidige – goede markt op volle sterkte te kunnen produceren. En zo voor te kunnen sorteren op de volgende dip in de markt. Blijven vervangen – ook in mindere tijden – is daarom het devies.


Nieuwsbrief varkenshouderij

Schrijf je in voor deze nieuwsbrief en blijf op de hoogte van ontwikkelingen binnen de varkenshouderij.

  • Datumnotatie:MM slash DD slash JJJJ
  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Reacties

  1. Een tijdje geleden werd uit een onderzoek duidelijk dat zeugenhouders met een vervangingspercentage van 50% een hoger rendement behaalde. Ze produceerde minder biggen dan bedrijven met een lager vervangingspercentage (30%) en ook de kwaliteit van de biggen was niet beter. Wat wel duidelijk was dat de bedrijven met een vervangingspercentage van 50% een hogere biggenprijs wisten te bedingen(ondernemerschap dus). Ik verwacht dat wanneer je een lager vervanginspercentage (30%) combineert met goed ondernemerschap ( hoge biggenprijs) je het optimale rendement behaald (netto bedrijfsresultaat). Niet te vroeg spenen en conditie van de zeug op peil houden, baarmoederherstel moet centraal staan.

Beheer
WP Admin