PRRS en influenza maken samen weg vrij voor andere ziekteverwekkers

PRRS en influenza worden niet vaker gezamenlijk op varkenshouderijen aangetroffen dan de virussen afzonderlijk. Dit blijkt uit een onderzoek van De Oosthof Dierenartsen en HIPRA. Van de 110 deelnemende bedrijven testte 40% positief op PRRS en 45,5% positief op influenza. Maar het percentage bedrijven dat positief op beide virussen testte, bleef met 21,8% laag. “Kom je PRRS tegen, dan is er 50% kans dat er ook influenza aanwezig is. Maar het percentage klinische klachten is klein. Beide ziektes kunnen zich wel openbaren als er een andere ziekteverwekker rondgaat die ingrijpt op de toch al verzwakte afweer. Want dat weten we zeker; zowel PRRS als influenza verzwakken de algehele afweer van een big”, legt Josine Beek uit, Technical Services Manager bij HIPRA.

Door het relatief grote aantal bedrijven dat deelnam aan het onderzoek kon onderscheid gemaakt worden in bedrijfsomvang. Op grotere bedrijven komen PRRS en influenza vaker voor. “Maar bij grotere aantallen varkens is er statistisch ook meer kans dat een virus vaker voorkomt en zich uit. Terwijl een groter bedrijf meestal wel de infrastructuur heeft om met managementmaatregelen de leeftijdscategorieën beter op te knippen. Zo verhoog je wel de interne biosecurity”, stelt Oosthof-dierenarts Arjan Schuttert. Beek vult aan: “Op bedrijven met een aparte speenlocatie komt minder vaak PRRS voor dan influenza. Op basis daarvan lijkt het gunstig om gespeende biggen op een andere locatie te houden om PRRS-vrij te blijven.”

Andere ziekteverwekkers liften mee

Opvallend is de stijging van het aantal dierdagdoseringen (DDD) bij gespeende biggen als zowel PRRS als influenza voorkomt. Beide virussen grijpen direct in op de neusslijmvliezen waardoor andere ziekteverwekkers via die weg gemakkelijk de bloedbaan binnen kunnen dringen. “Streptokokken zijn in veel stallen aanwezig. Zodra de afweer verzwakt is, dan spelen die sneller op. Dat geldt ook voor mycoplasma. In de acute fase zitten beide vaak op dezelfde plek in de luchtwegen”, legt Schuttert uit.

Influenza heeft volgens het onderzoek een grotere invloed op de technische resultaten en het antibioticagebruik. Dan rijst de vraag of vaccineren tegen influenza nuttig is. Beek: “Je vaccineert de zeug. Daarbij is het de vraag hoe lang de maternale weerstand het volhoudt; dat is afhankelijk van de vaccinatiestrategie en de biestopname. Maternale weerstand beschermt biggen tegen ziek worden, maar beschermt ze nooit 6 tot 8 weken tegen besmetting met influenza. Je kunt de big zelf pas vanaf 5 weken vaccineren, en in combinatie met de boosterenting zijn ze pas op 10 weken leeftijd optimaal beschermd. Met vaccineren van de zeug houd je in ieder geval de griepdruk uit de biggenafdeling. Als je dan ook nog eens PRRS kunt uitbannen, dan is de griepdruk nog lager.”