‘Meer bodem dan je hebt gediepploegd is er niet’
Een rapport over de snelle verslechtering van de bodemvruchtbaarheid van de kleibodem in Flevoland noopt tot actie, zegt Sjef Staps. Waar we geen grip op krijgen, wordt een hoofdpijndossier voor de volgende generatie.”
De vruchtbaarheid in Flevoland loopt terug door verslechtering van de bodemstructuur. Akkerbouwers eisen te veel van de bodem. Gevolg is dat op met name de zware gronden in Flevoland het steeds lastiger boeren wordt. Dat stelt de wetenschappelijke Raad voor Integrale Duurzame Landbouw en Voeding (RIDLV) in het rapport ‘Van bodemdilemma’s naar integrale verduurzaming’ dat in april van dit jaar verscheen. Intensivering van het bouwplan zou mede ten grondslag liggen aan het proces van verslechtering. Om op de zware grond de intensieve bouwplannen met goed salderende gewassen te realiseren, heeft een deel van de akkerbouwers diepploegen tot een meter diepte of meer toegepast, als maatregel om de bodemstructuur te verbeteren. Dat proces van structuurverslechtering heeft zich volgens de Raad op veel plaatsen voltrokken binnen één generatie akkerbouwers. Als oorzaken worden in het rapport genoemd het natuurlijke bodemproces na inpoldering en de intensieve Flevolandse bedrijfsvoering.
Reuring in Flevoland
Het rapport zorgde voor reuring onder met name Flevolandse akkerbouwers.
Alsof diepploegen altijd verkeerd zou zijn. Maar er was ook instemming en herkenning van akkerbouwers met zware klei. Niet enkel vanuit Flevoland, maar ook vanuit elders in het land. “De situatie is zo dat er in de Noordoostpolder percelen zijn die niemand nog wil hebben”, zegt Sjef Staps. Als senior-onderzoeker bij het Louis Bolk Instituut was hij projectleider van het onderzoek. “Als het zover komt, ben je echt te ver gegaan. Een bodemsysteem moet het honderden jaren kunnen volhouden. Verslechtering van de bodemstructuur leidt tot opbrengstverlies.”
Er wordt wel gezegd dat wat door menselijke techniek wordt verziekt, door menselijke techniek ook weer kan worden hersteld.
“Daar ben ik het dus niet mee eens. Zoals het nu gaat met het klimaat, dat kun je niet herstellen. Daar zit zoveel traagheid in, als je te lang wacht, ben je te laat. Dat is dan een mondiaal issue, maar ik zie het met de bodem ook zo. Uitgemergelde percelen door de bollenteelt: iedereen blijft daar voortaan vandaan. De structuur is verpest, de bodem heeft geen draagkracht meer. Daar kun je dan wel heel intensief mee aan de slag gaan, maar áls het al helpt, kost het zoveel dat niemand er nog instapt. Je kunt niet altijd weer een goede bodem maken. De bodem is een productiemiddel dat je kunt verliezen, als je er slecht mee omgaat.”
Is dat dan niet de zorg van de boer? Hij merkt het effect aan zijn opbrengst, saldo en dus inkomen. Het is toch zijn verantwoordelijkheid wel of niet iets te doen aan een verslechtering?
“De vraag is of veel boeren niet te veel naar de korte termijn kijken. Ik denk het wel. De boer kijkt naar volgend jaar en het jaar daarop. Het effect van zijn doen en laten op 2020 of 2025 ligt niet op zijn netvlies. Dat is in onze huidige samenleving een bekend fenomeen, de korte termijn prevaleert boven de lange termijn. In de politiek gaat de scope niet verder dan maximaal vier jaar, tot de volgende verkiezingen. Beursgenoteerde ondernemingen kijken naar aandeelhouderswaarde op de korte termijn. Dat fenomeen duikt door krappe marges ook op in de akkerbouw. De boer wordt wel gedwongen om op de korte termijn te focussen, maar dat is voor de lange termijn niet vol te houden.”
Belang voor hele maatschappij
“Wat ik wil duidelijk maken is dat de boer niet de enige belanghebbende is als het over grond gaat. We hebben als hele maatschappij belang bij een goed werkende en vruchtbare bodem. Voor de boer is het een belangrijk productiemiddel, maar het is ook een ‘common good’: de hele samenleving heeft er belang bij vanwege een groeiende vraag naar voedsel. Maar ook het belang van een goed waterbergend vermogen gaat verder dan de boer alleen. Er is een gezamenlijk belang, waarbij het effect op het waterbergend vermogen van de grond wordt gekoppeld aan agrarische activiteiten. We zeggen niet dat diepploegen per se slecht is. Het kan helpen. Maar dan wel na een goede afweging, juiste keuze van techniek, gekoppeld aan een goede drainage én gevolgd door duurzaam bodembeheer. Als je het verkeerd doet, ben je de grond eigenlijk kwijt. Een tweede keer diepploegen helpt niet. Meer bodem dan je hebt omgeploegd is er namelijk niet.
“Wat de boer zich moet realiseren is dat als gevolg van klimaatverandering er heftigere buien komen en langere periodes van droogte. Je wilt niet dat er water op het land blijft staan, en je wilt ook niet al je water meteen kwijt.”
Afgezien van de extremen, hoe zeker is het eigenlijk dat de productie leidt onder een afnemende bodemvruchtbaarheid? Pak de suikerbietenopbrengsten, die zijn hoger dan ooit.
Sjef Staps toont een grafiek met opbrengsten van verschillende akkerbouwgewassen in Flevoland sinds 1994. De lijnen van wintertarwe, (poot)aardappelen en zaaiuien lopen redelijk vlak, zonder een noemenswaardige stijging gedurende de afgelopen 20 jaar. De suikerbietenlijn gaat van 65 ton in 1994 tot door de honderd ton in 2014.
“Teelt en rassen hebben daar een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Het is zorgwekkend dat ondanks nieuwe kennis en technologie bij de andere gewassen in Flevoland de opbrengsten niet stijgen. Een hypothese kan zijn dat de productie van die gewassen zou zijn gestegen, als niet gelijktijdig de bodemvruchtbaarheid zou zijn verslechterd. Veel bouwplannen zijn zo intensief dat ze méér van de bodem nemen dan ze er aan teruggeven.”
Waar ligt de oplossing? De boer heeft goed salderende gewassen nodig om een renderend bedrijf te hebben.
“De akkerbouwer verdient ondersteuning. De consument, de samenleving, andere ketenpartijen hebben belang, maar de boer neemt in zijn eentje de beslissingen over zijn bodem. Het gaat erom gezamenlijk verantwoordelijkheid te nemen. Kennisoverdracht zou hier kunnen helpen. Erfbetreders zouden dat moeten doen, in plaats van het bijna vanzelfsprekende advies te geven van ‘meer intensief’. Wat we niet beheersen is de zorg voor de volgende generatie.”
Staps pleit in dit verband voor een meer systeemgerichte benadering, in plaats van de probleemgerichte benadering die nu vaak wordt gehanteerd. Van een labiel evenwicht naar een stabiel evenwicht. “Het bodemsysteem moet versterkt worden, zodat de weerbaarheid toeneemt.”
Hoe zou dat moeten gaan?
“Elke schakel afzonderlijk kan aan verduurzaming werken, maar het is nog beter als ook tussen schakels duurzamer wordt gewerkt. We doen op dit moment onderzoek naar een efficiënte keten in de biologische sector. Kijken naar derving voor boer, naar zijn productie, naar zijn marge, ook met de handel en dan tot aan de consument. Je ziet dat als partijen gezamenlijk aan tafel zitten, er enthousiasme ontstaat om samen tot oplossingen te komen. Er is energie en bereidwilligheid. Zo is de kwaliteit van peen in de hele keten besproken. Dan komt bodemvruchtbaarheid wel op tafel. Deze aanpak kan in elke keten plaatsvinden.
Wordt dan ook gesproken over een beloning voor een ruimere vruchtwisseling?
“Daar hebben we het nog niet over gehad, maar ik kan me voorstellen dat dat op een gegeven moment wel ter sprake komt. In het pachtsysteem worden al wel wat voorwaarden gesteld als het gaat over vruchtwisseling. Dat zou je kunnen uitbouwen. In de hele keten gedragen, ook door de consument.”
Levert een rustgewas wat op?
“Dat verwachten we wel, maar het is heel moeilijk aan te tonen. Daar zouden we graag meer over weten. Binnen het project Veldleeuwerik zijn er boeren die extensiveren. De ervaring leert dat je daardoor qua bodem een robuuster bedrijf krijgt, en na zes of zeven jaar ook een financieel robuuster bedrijf. Als dat zo is, heb je daarmee nu al een argument om te extensiveren en een bedrijf te ontwikkelen dat zowel ecologisch als economisch robuuster is.
Ook bij veel financiers en onderzoeksprogramma’s zie je dat de korte termijn prevaleert boven de lange. Voor langetermijnonderzoek is moeilijk financiering te krijgen. Toch vinden wij het maatschappelijk zeer relevant om onderzoek te doen naar de financiële effecten van extensivering. In het belang van de Nederlandse landbouw en de voedselvoorziening.”