Truke blikt terug. Van alle zaken waar haar hulp bij gevraagd werd, vormden generatieverschillen de rode draad. Het meest ging het over een stroeve samenwerking tussen ouders en kinderen. - Foto's: Anne van der Woude BoerenlevenAchtergrond

Mediator Truke Zeinstra: ‘Bij boeren zit het bedrijf altijd mee aan tafel’

Truke Zeinstra was één van de eerste mediatiors voor boeren. Na een carrière van ruim veertig jaar gaat ze stoppen. Met Boerderij blikt ze terug én vooruit.

Haar ouders hadden een boerderij aan de rand van Leeuwarden. Een groot bedrijf was het, met ongeveer zeventig koeien aan de melk. Als kind moest Truke regelmatig meehelpen. Ze deed van alles, zoals koffie naar het land brengen, pinken omweiden, koeien voorbehandelen voor het melken, hooi stapelen en melkbussen boenen. Prachtig vond ze het, maar een bedrijfsovername zat er niet in. Het was altijd wel duidelijk dat haar broer de opvolger was. Meisjes werden sowieso geen boer in die tijd. Boerin kon wel, dan had ze een boer moeten trouwen.

Haar man Piet kwam echter uit de stad, zijn ouders hadden een herenmodezaak. Het boerenleven bleef evengoed trekken. “Toen ik jaren later met de commissie Plattelandsvrouwen boerinnendagen organiseerde, kwamen daar wel driehonderd boerinnen op af en heb ik soms wel eens gedacht: o, zij wél.”
Het ouderlijk bedrijf moest wegens stadsuitbreiding verplaatsen.

Sociaaleconomisch verlichter

Van Friesland ging het naar de Flevopolder en terwijl haar broer daar de boerderij voortzette, ging Truke studeren. Een sociaalpedagogische opleiding werd het, destijds de sociale academie genoemd. Na haar studie werd ze maatschappelijk werker in de jeugdzorg. Na een paar jaar stopte ze daarmee. Ook haar man zegde zijn baan op, ze zegden de huur van hun huis op en reisden in een busje een tijd door Europa en Azë. “Toen we terugkwamen zag ik in de Leeuwarder Courant een advertentie van de Friese Maatschappij van Landbouw. Ze zochten een sociaaleconomisch voorlichter. Dat leek me wel wat. Ik solliciteerde en werd aangenomen.”

Van emotionele boerenbegeleiding was toen nog helemaal geen sprake. Als voorlichter kwam ze op bedrijven om te adviseren over zaken als huwelijksgoederenrecht, budgettering, erfrecht en woningaanpassing, want niet overal was bijvoorbeeld al een douche. Ze verzorgde EVAV-cursussen, de bekende Economische Vorming Agrarische Vrouwen, en bemiddelde tussen boeren en verzekeraars over arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. “Het werk was ontzettend veelzijdig.”

Aandacht voor het emotionele

De invoering van het melkquotum in 1984 betekende de opmaat naar aandacht voor het emotionele. “Boeren moesten koeien inleveren, er was veel onzekerheid, er waren veel vragen en er was vooral veel boosheid en verdriet. Collega’s wisten niet altijd wat ze daarmee aan moesten. Ik was opgeleid om lastige gesprekken te voeren, dus zaken waarin spanningen, emoties en communicatie een grote rol speelden werden al snel aan mij toegewezen.”

In die tijd vonden ook de eerste echtscheidingen plaats. “Buiten de landbouw kwam dat al wel voor, maar in de sector was het nog vrij nieuw. Hoe je zo’n echtscheiding af moest handelen, wist ik eerst niet. Alle informatie over bijvoorbeeld hoe je huwelijkse voorwaarden moet ontbinden of alimentatie, zocht ik zelf bij elkaar.”

Rollen combineren

En toen braken de jaren ’90 aan. In Amerika was het fenomeen mediation al bekend. LTO pikte dit op en vroeg een aantal sociaaleconomische voorlichters om er een opleiding voor te volgen. “Bij boeren zit namelijk het bedrijf altijd mee aan tafel. De boer is ondernemer, kostwinner, echtgenoot, vader, werkgever, alles tegelijk. Naarmate bedrijven groter werden en er meer regelgeving kwam, was het lastiger om al die rollen goed te combineren. De verantwoordelijkheden namen toe, net als de spanningen tussen gezinsleden onderling. Mediation kon helpen om dat weer in goede banen te leiden.”

Met enkele collega’s begon Truke aan de opleiding. De cursisten mochten zelf casussen aandragen, problemen waar ze in de praktijk mee te maken hadden. “De cursusleiders vonden het prachtig. Die complexiteit van het boerenbedrijf, dat was nog eens wat anders dan burenruzies over een overhangende tak.”

Eerste mediator in agrarische sector

En zo werd Truke een van de eerste mediators voor de agrarische sector. “Ik gaf er veel lezingen over, want boeren wisten eerst niet wat het inhield. Ook zagen ze het nut er niet altijd van in. Ik herinner me een boer in de zaal die opstond en zei: waar het nooit stormt, stinkt het.” Ze kon er om lachen, nog steeds. “Er zat een kern van waarheid in. Het mag best eens stormen in de onderlinge relaties. Dat zeg ik nog steeds tegen mensen. Het hoort er soms ook bij, zeker als het gaat om generatieverschillen. Het is volkomen begrijpelijk dat dat soms schuurt. Maar maak het probleem niet groter dan het is. Til niet overal zo zwaar aan, maar praat er wel over. De verschillen moeten natuurlijk niet escaleren.”

Om dat te voorkomen adviseerde ze altijd, en nog, dat wie met elkaar samenwerkt ook samen in gesprek moet blijven over het werk. “Bespreek wat er moet gebeuren, hoe en wanneer. In alle andere beroepen hebben ze daar een weekoverleg voor, bij boeren gebeurt dat tussendoor bij de koffie. Dat kan wel als je met je partner werkt, en met de opvolger erbij gaat het misschien ook nog, als je het dan ook maar doet. Je opvolger is ook een collega geworden waarmee je moet overleggen. Boeren vinden dat vaak nogal raar maar bedrijven die het oppakten, zijn er achteraf heel blij mee.”

Positie van schoondochter

Een ander onderwerp waar Truke veel mee te maken kreeg, was de positie van de schoondochter. Ze verzet zich tegen de term ‘koude kant.’ “Als je elkaar zo blijft noemen, wordt het nooit een warme relatie.” Uit haar praktijk weet ze dat een relatie niet per definitie vanzelf warm wordt. Daar moet je energie in steken. “Vroeger werd je boerin als je trouwde met een boer. Je stelde je beschikbaar voor het bedrijf, deed alles zodat de man maar boer kon zijn. Dat is allemaal veranderd. Vrouwen houden nu vaker hun eigen baan aan en hun schoonmoeder heeft daar soms moeite mee. Die vindt dat de partner van haar zoon beschikbaar moet zijn voor de boerderij. Als dat niet zo is, gaat ze zich ermee bemoeien. Ik heb daar sterke staaltjes van gezien, van de tuin die zonder overleg aangepakt werd tot keukenkastjes die anders ingericht werden omdat schoonmoeder dat handiger vond. Goede bedoelingen, maar natuurlijk geeft dat irritatie en wrevel.

Ik zeg dan ook altijd: bemoei je er niet mee. Dit is een nieuw gezin dat zijn eigen weg moet zoeken. Een weg die bij hén past en niet bij jullie als ouders. Zo’n boodschap is best confronterend, maar soms wel nodig. Uiteindelijk gaat het natuurlijk niet om die tuin of hoe de kopjes in de kast staan. Het gaat om accepteren dat je het stokje over moet dragen en dat anderen het anders doen. Het gaat om loslaten.”

Tekst gaat door onder foto

Foto: 2

Generatieverschillen

In alle zaken waar haar hulp bij gevraagd werd, vormden generatieverschillen de rode draad. Het meest ging het over een stroeve samenwerking tussen ouders en kinderen. De zoon wilde van alles maar voelde geen ruimte, de vader was bang dat de zoon het zorgvuldig opgebouwde bedrijf verkwanselde. Of de vader wilde juist overdragen en loslaten, maar zag dat de opvolger het niet echt oppakte. Er werden dingen gezegd die beter niet gezegd hadden kunnen worden en de moeder had het gevoel ertussenin te zitten. “Het zijn thema’s die nog altijd actueel zijn”, stelt Truke vast. “En ook hier zijn de ruzies terug te voeren op loslaten, elkaar vertrouwen en respecteren, en accepteren dat de nieuwe generatie het anders doet.”

Of dat ooit zal veranderen? In elk geval niet op korte termijn, denkt Truke. “De omvang van bedrijven neemt nog altijd toe en het zijn nu ook vaker meermansbedrijven. De noodzaak om goed te communiceren en goed samen te werken, is daardoor alleen maar toegenomen. Tegelijk zijn de verschillen tussen de generaties misschien wel groter dan ooit. Opvolgers zijn veelal hoger opgeleid en mondiger dan hun ouders en ze hebben, mede door reizen en internet, een breder wereldbeeld. Tegelijk roeren de niet-opvolgers zich ook meer. Alles bij elkaar is het boerenbedrijf nu zoveel complexer dan vroeger. Er is ook zoveel meer kapitaal mee gemoeid en de bank is niet je vriend. Je moet gewoon rente en aflossing betalen.

Bovendien is de maatschappelijke waardering voor boeren snel veranderd. Dat zorgt allemaal voor mentale druk en daar kan niet iedereen goed tegen. Ik zie boeren met een miljoenenbedrijf die in hun hoofd zijn blijven steken bij een stal met vijftig koeien. Dat botst met de opvolger die het anders wil. Kortom, ik denk dat er voorlopig nog genoeg werk zal zijn voor mediators.”

Erkennen dat iets niet goed gaat

Waar het vroeger vooral de moeders waren die belden voor een afspraak, zijn dat anno nu ook regelmatig de vaders. “Het feit dat zij erkennen dat er iets niet goed gaat en dat ze er hulp bij nodig hebben, is echt een grote verandering. Al blijft praten lastig. Het is voor niemand makkelijk om jezelf ter discussie te stellen in het bijzijn van iemand die je heel dierbaar is.”

En dan is er iets dat ze graag nog even wil noemen. “Mensen denken soms dat als het telefoontje gepleegd is, de rest vanzelf gaat. Dat de mediator het probleem verder wel oplost. Dat is niet zo. Een mediator helpt om gesprekken op gang te krijgen en inzichtelijk te maken waar emoties vandaan komen. Maar je problemen moet je wel echt zelf oplossen.”

Rechte ruggen en stijve knieën

Ze kent haar klantenkring en weet dat er veel kwetsbaarheid schuilgaat onder uiterlijke stoerheid. “Ik noem dat de rechte ruggen en de stijve knieën. Boeren denken dat als ze hun rug maar recht houden en onverzettelijk zijn, hen niets kan gebeuren. Het tegendeel is waar. Juist als je je stijf en stug opstelt, juist als je niet mee beweegt met anderen, ontstaan er problemen.”

Zulk gedrag veranderen is makkelijker gezegd dan gedaan, vooral voor ouderen bij wie de patronen dieper ingesleten zijn. “Jongeren kunnen over het algemeen beter veranderen. De jeugd heeft de toekomst en voor de oudere generatie is dat soms lastig te accepteren. Dat geldt in zekere zin ook voor mij als mediator. Ik ben nu 70 en ik moet me realiseren dat ik veel heb kunnen en mogen doen. Vooral tijdens de MKZ-periode heb ik dat gevoeld. We konden niet naar de bedrijven toe vanwege het risico’s op virusverspreiding. Daarom zaten we als hulpverleners van ’s ochtends acht tot ’s avonds tien uur aan de telefoon om te luisteren en te helpen.

We konden echt iets betekenen voor mensen en dat is wat mij altijd gedreven heeft. Ik vind het bijzonder en ben dankbaar dat zovelen mij hun vertrouwen gaven. Maar nu is het mooi geweest. Het is tijd om te stoppen.”

Reacties

Beheer
WP Admin