Vroeg zaaien voor 15 ton tarwe AkkerbouwAchtergrond

Vroeg zaaien voor 15 ton tarwe

Het project ‘Tarwe naar 15 ton’ draait drie seizoenen. De uitkomsten geven telers praktische handvatten om? hun tarweteelt te verbeteren.

Ondanks voortdurende genetische verbetering van wintertarwerassen, stijgt de gemiddelde opbrengst de laatste jaren niet in gelijke mate. Deze ligt al jaren op 9 à 10 ton per hectare. In dertig jaar is het potentiële opbrengst­niveau van de rassen met 30% gestegen, terwijl de praktijk niet verder komt dan 10%.

Tarwe naar 15 ton

Reden voor CropSolutions om een onderzoeksprogramma onder de naam ‘Tarwe naar 15 ton’ op te starten. In najaar 2012 zijn de eerste proefvelden gezaaid. Bij de oogst werden opbrengsten gehaald van meer dan 15 ton per hectare. De huidige rassen zijn dus daartoe in staat.  Afgelopen seizoen werd op de proefvelden 15 ton niet gehaald; de beste proefvelden leverden een opbrengst van ruim 14 ton per hectare. 15 ton blijft daarom een uitstekend streven voor akkerbouwers. Om deze opbrengst te halen, wordt in het project onderzocht wat er nodig is om het huidige productieplafond te doorbreken.

Zaaien van wintertarwe. Voor een hoge opbrengst is een standdichtheid van 750 aren per vierkante meter nodig. Dat vraagt een aan zaaitijdstip en -omstandigheden aangepaste hoeveelheid zaaizaad.

Zaaien van wintertarwe. Voor een hoge opbrengst is een standdichtheid van 750 aren per vierkante meter nodig. Dat vraagt een aan zaaitijdstip en -omstandigheden aangepaste hoeveelheid zaaizaad.


Foto: Sytze Bakker

 

Praktijk haalt 13 ton

Een opbrengst van 15 ton tarwe per hectare halen de telers in Nederland nog niet, maar op enkele praktijkpercelen in het Zuidwesten realiseren telers al opbrengsten rond 13 ton wintertarwe per hectare. Gezien de opbrengstpotentie van het huidige rassenpakket lijken hogere opbrengsten mogelijk.

Volgens Ton Hendrickx, productspecialist bij CropSolutions en aanjager van het project, is het voor een grote opbrengst essentieel om voldoende aren per vierkante meter te hebben. Hij ondersteunt dat getal met een berekening. Gemiddeld bevat een aar 1,9 gram zaad. Met 750 aren per vierkante meter resulteert dat in een opbrengst van 14.250 kilo per hectare. Een groot aantal aren vergroot echter de kans op legering.

Hoeveelheid zaaizaad

Een onderzoeksvraag is: hoe komt de teler aan 750 oogstbare, rechtopstaande aren per vierkante meter? Dat begint met de hoeveelheid zaaizaad. Omdat tarwe uitstoelt en de mate van uitstoeling onder meer afhangt van het zaaitijdstip, is de optimale zaaizaadhoeveelheid afhankelijk van het zaaitijdstip. De mate van uitstoeling varieert van 3,5 aren per plant bij zaai eind september tot 2,1 aren per plant bij zaai in december.

Daaroverheen komt de uitwintering, daarbij speelt de toestand van de bodem een belangrijke rol. Bovendien is de mate van uitwintering afhankelijk van het zaaitijdstip. Ook de verwachte veldopkomst speelt een rol. Op lichtere grond is de veldopkomst over het algemeen hoger dan op zwaardere.

Nieuw zaaiadvies

Om aan de hand van deze variabelen tot een goed zaaiadvies te komen, ontwikkelde CZAV voor het Zuidwesten een rekenmodule waarin alle variabelen zijn meegenomen. Dat resulteert in een zaaizaadadvies, afhankelijk van zaaimoment, duizendkorrelgewicht, zwaarte van de grond en zaaiomstandigheden.

Dit advies wordt ieder jaar opnieuw gevalideerd, waarbij de resultaten van het laatste teeltjaar weer worden meegenomen. Het zaaizaadadvies krijgt daardoor een steeds steviger basis. In grote lijnen komt het erop neer dat bij vroege zaai minder zaaizaad gebruikt moet worden dan bij het oude advies. Bij late zaai is juist meer zaaizaad nodig om het optimale plantaantal in het voorjaar te realiseren.

Een hoge tarweopbrengst vergt een vroege eerste stikstofgift van minstens 100 kilo N per hectare. Voor 15 ton is de wettelijke stikstofnorm niet toereikend.

Een hoge tarweopbrengst vergt een vroege eerste stikstofgift van minstens 100 kilo N per hectare. Voor 15 ton is de wettelijke stikstofnorm niet toereikend.


Foto: Mark Pasveer

 

Zaaimethode niet doorslaggevend

Drie jaar onderzoek heeft ook aangetoond dat de zaaimethode niet doorslaggevend is voor een goede opbrengst. Wel is er een verschil gevonden in de grondbewerkingsmethode. Na spitten als grondbewerking is meer zaaizaad nodig om tot voldoende planten in het voorjaar te komen dan bij zaaien na ploegen of woelen.

Productspecialist Hendrickx zou graag zien dat akkerbouwers hun graangewas beter zouden volgen door bijvoorbeeld tellingen uit te voeren: hoeveel planten staan er? Hoe sterk is de uitstoeling? Voor de langere termijn geeft dat de teler inzicht in of hij de juiste hoeveelheid zaaizaad gebruikt en ook in de opbrengstpotentie van het gewas. Met dit inzicht kan de teler vervolgens de hoogte van de bemesting beter afstemmen op de behoefte van het gewas. Hendrickx merkt dat specialistische kennis van de graanteelt bij telers wat wegzakt. Dit najaar inventariseert CZAV (wordt geïnventariseerd) of telers behoefte hebben aan een cursus tarweteelt.

Een zwavelbemesting heeft een groter opbrengst-effect dan een bemesting met vers fosfaat. Meer stikstof heeft zeker een opbrengsteffect.

Vroeg stikstof en zwavel toedienen

Al in het eerste jaar van onderzoek bleek dat stikstof een beperkende factor is. Ieder jaar weer blijkt dat giften tot 300 kilo stikstof per hectare de opbrengststijging in de meeste gevallen nog niet afbuigt. In de praktijk zullen telers deze hoeveelheden volgens Hendrickx niet geven, omdat de stikstof in andere gewassen meer rendement kan leveren. Duidelijk is dat de eerste stikstofgift vroeg, al in februari, moet worden gegeven. Een najaarsgift lijkt onder Nederlandse omstandigheden geen meerwaarde te hebben; dat zou ten koste gaan van de wortelvorming.

Een zwavelbemesting gelijk met de eerste stikstofbemesting met zwavelhoudende KAS of NTS leverde de afgelopen jaren in het Zuidwesten in wintertarwe een meeropbrengst van 400 tot 500 kilo per hectare. Bij een laag kaligetal levert een kalibemesting in het najaar zo een paar honderd kilo extra opbrengst. Bekend is dat een mangaanbemesting op mangaangevoelige percelen ook een duidelijk positief effect heeft op de opbrengst. Tarwe laat een tekort niet zien, maar op mangaangevoelige percelen reageert tarwe positief op een Mn-bespuiting rondom uitstoeling.

Een vroege zwavelgift heeft een duidelijk positief effect op de tarweopbrengst. De laatste jaren ligt dat rond 4%.

Groeiregulatie in de herfst

In 2015 is binnen het project het effect van groei­regulatie uitgebreid onderzocht. De belangrijkste conclusie is dat bij vroeg zaaien ook al vroeg groeiregulatie nodig is om het gewas overeind te houden. Op 12 september gezaaide tarwe is begin november al met een groeiregulator behandeld. Dat leverde uiteindelijk een meeropbrengst van 400 kilo per hectare ten opzichte van de alleen in het voorjaar behandelde proefvelden.

Het opvallendste in de proeven van afgelopen seizoen is het grote verschil in opbrengst tussen vroeg en laat zaaien. Het verschil tussen de eerste helft van oktober zaaien en de eerste week van december was bijna 2 ton per hectare ten gunste van vroeg zaaien. Meestal is het verschil niet zo groot.

De onderzoekers hadden aanvankelijk geen goede verklaring voor deze extreme verschillen. Het antwoord kwam volgens Hendrickx uit Groot-Brittannië. Daar wordt al langer gekeken naar de relatie tussen zaaitijdstip en beworteling. Vroeg gezaaide tarwe wortelt in het voorjaar al 80 tot 120 centimeter diep, terwijl de in december gezaaide wortels nog maar 20 tot 80 centimeter diep zaten. In een droog voorjaar zoals afgelopen seizoen verklaart dat het opbrengstverschil.

Crop Solutions gaat dit jaar ook onderzoek doen naar manieren om de beworteling te stimuleren. Verder wordt dit jaar vroege groeiregulatie weer meegenomen in het onderzoek en is een proef met plaatsspecifiek zaaien aangelegd.

Beheer
WP Admin