RundveeNieuws

Kiezen voor tetra’s en laat maaien voor hoogste opbrengst

Ven-Zelderheide – De hoogste opbrengst van de eerste drie sneden gras wordt gehaald als de eerste snede zwaar gemaaid wordt. Dat blijkt uit een analyse van zaadleverancier DSV.

In 2014 was op 11 augustus na de derde snede de opbrengst gemiddeld 13,4 ton drogestof. Drie maaitijdstippen voor de eerste snede zijn vergeleken: 2 mei (vroeg), 12 mei (midden) en 16 mei (laat). Het blijkt dat de opbrengst stijgt naarmate de eerste snede later gemaaid wordt. De laatste maaidatum leverde een totaal van gemiddeld 14,2 ton drogestof. De derde snede is op alle onderzoeksvelden op 11 augustus gemaaid om alle regimes evenveel groeidagen te geven.

Naast een hogere opbrengst bij laat maaien van de eerste snede blijkt ook dat de tetraploide Engels raaigrasrassen beter scoren onder een zwaar maairegime. Die halen over drie snedes bij laat maaien 14,7 ton drogestof.

Bij laat maaien van de eerste snede loopt de verteerbaarheid wat terug door toename van lignine. De voederwaarde van de tweede snede is dan juist wat gunstiger omdat er dan minder aarvorming is. De voederwaarde van de eerste en tweede snede komt zo wat dichter bij elkaar te liggen. Bij zwaarder maaien en gelijke bemesting daalde wel het eiwitgehalte in de eerste snede. Het eiwit wordt dan over meer tonnen verdeeld. Over de drie sneden heen was de totale eiwitproductie voor de drie maairegimes echter wel gelijk.

Productmanager Luuk Maas van DSV denkt daarom dat veehouders het best kunnen kiezen door moderne Engels raaigrasrassen iets later te maaien. Een bewuste keuze voor grasmengsels met rassen met een goede verteerbaarheid zorgt dat de voederwaarde goed blijft, ook bij een zwaardere snede. Maas noemt dat maaiflexibiliteit.

Vorig jaar stond er al twee weken eerder een snee gras dan dit jaar. Laat maaien van vorig jaar komt daarom overeen met een maaidatum rond 25 mei dit jaar.

Beheer
WP Admin