RundveeOpinie

Tijd verspillen

Zonder medewerking van de vleeskalversector is elke aanpak van IBR en BVD kansloos.

De melkveehouderij wil vrij worden van IBR en BVD. Een goed streven; deze ziekten leiden tot forse schades en we lopen hierop flink achter bij de buurlanden. Helaas blijft het bij een communicatietraject en een pilot in het vee-luwe Zeeland. Niet eerder dan medio 2016 start een verplichte aanpak.

Over de uiteindelijke aanpak bestaat weinig discussie. Eerst via tankmelkonderzoek de bedrijfsstatus bepalen. Bedrijven met virusuitscheiders moeten daarna verplicht enten, dragers via oorbiopten opsporen en daarmee afwerken. Daarbovenop geldt een afleververbod van dragers naar andere bedrijven. De melkveehouder kan dragers zelf afmesten met flinke kans op besmetting van de rest van de veestapel, of het kalf euthaniseren en de moeder afvoeren omdat die geheid ook drager is. Het gros zal de laatste optie kiezen.

Probleem is dan nog de vleeskalverimport. Naar schatting is 2 tot 4 procent drager. Transport, andere stal en nieuwe voersoort betekenen veel stress; een opmaat voor explosieve virusverspreiding door de dragers. Dat leidt tot veel gezondheidsproblemen op het mestbedrijf en tot (her)infecties van bedrijven in de omgeving.

Zonder importstop van dragerkalveren is het dus dweilen met de kraan open. De EU staat het niet toe positieve dieren uit andere landen te weigeren. SKV kan echter wél verplichten alleen negatief geteste dieren aan te voeren. Helaas ondernemen de grote integraties nog niets, want zo’n controleprogramma kost snel € 8 miljoen per jaar.

Hoe kom je nu uit deze impasse? Door handig te opereren. De vleeskalversector is erg gevoelig voor imago. Als haar sleutel-
figuren in de smiezen krijgen dat de melkveehouderij op een lijn komt en snel richting een verplicht programma gaat, kon SKV wel eens voordien regelingen afkondigen. Dan krijgt de vleeskalversector de credits en bereikt de melkveehouderij haar doel. En dat weegt het zwaarst.

Beheer
WP Admin