Spuittechniek uien in onderzoek

Het Uien Innovatie en Kenniscentrum (UIKC) legt op proefboerderij Rusthoeve in Colijnsplaat (Zld.) een spuitproef met contactherbiciden in zaaiuien aan.

Foto

Op proefboerderij Rusthoeve in Colijnsplaat legt UIKC dit jaar een spuitproef met contactherbiciden in uien aan. Daarbij wordt onder meer de Wingssprayer ingezet.
Foto: Anton Dingemanse
Een proefveldmedewerker spuit met een handbediende boom andere uienproeven.
Foto: Anton Dingemanse
Op de velden van de rassenproeven is een andere medewerker het onkruid mechanisch aan het bestrijden. De gewasbescherming in de UIKC-rassenproeven gebeurt zoals dat in de praktijk wordt toegepast.
Foto: Anton Dingemanse
Hoewel met gps wordt gezaaid, gaat wieden zonder gps omdat door het steeds stoppen voor zaadvervanging er toch lichte afwijkingen in een rij kunnen ontstaan. De medewerkers van proefbedrijven maken dan wel gebruik van de moderne technieken maar moeten daarnaast ook goed bedreven zijn in de klassieke methoden.
Foto: Anton Dingemanse
De bemestingsproeven laten al goed het verschil zien van de verschillende toegepaste of juist niet toegepaste rijenbemesting.
Foto: Anton Dingemanse
De contactherbiciden spuitproef met Wingssprayer en reguliere veldspuit is uitgezet op 7 stroken van 12 x 36 meter. Drie stroken worden gespoten met de Wingssprayer met elk een verschillende dosering. Dan drie stroken met veldspuit fijne druppel ook met drie verschillende doseringen en de laatste strook wordt gespoten zoals in de praktijk gebruikelijk is, met grove druppel.
Foto: Anton Dingemanse
Voor het spuiten met Wingssprayer van Harry Hoeben wordt door mechanisatiebedrijf van Eijzeren uit Borsele een gedragen Kverneland Rau ingezet. Tijdens het rijden veroorzaken de voorste kunstofflappen/doek een lagere druk ter plaatse van de spuitnevel. De zo ontstane turbulentie zorgt voor een homogene wolk fijne druppeltjes in de spuitnevel. Deze lagere druk ten opzichte van de omgeving geeft ook een driftreductie van 95 tot 98 procent.
Foto: Anton Dingemanse
Omdat de Wingssprayer is uitgerust met vaste 0,15 spuitdoppen die om de 25 centimeter zijn geplaatst ontstond bij telers de vraag of dit systeem bij onkruidbestrijding in ui dit geen schadelijke gevolgen heeft voor het gewas.
Foto: Anton Dingemanse
Contactherbiciden toegepast in ui wordt bijna standaard gedaan met grote druppel spuitdop omdat door de grote druppel de oplossing langs de uipijpen naar beneden wegloopt, maar wel blijft liggen op de uitstaande blaadjes van het onkruid. De Wingssprayer geeft een tegengesteld spuitbeeld, eerder een nevel met gebruik van weinig water, dan grove druppels met veel water. Omdat de proefstroken 12 meter breed zijn wordt bij deze proef maar 1 spuitboom van de 2 gebruikt.
Foto: Anton Dingemanse
Door de fijnheid van de druppel en de verdeling in de spuitnevel is op de bodem nauwelijks iets te herkennen van een druppel. De bodem is zo goed als egaal vochtig.
Foto: Anton Dingemanse
Na de drie proeven met de Wingssprayer wordt de proef herhaald met de proefveldspuit en fijne druppel dop Airmax 110-03. Evenals bij de Wingssprayer wordt achtereenvolgens gespoten met volle dosering, 2/3 dosering en halve dosering. Er worden 4 tot 5 spuitronden tijdens het groeiseizoen uitgevoerd en per spuitronde wordt een andere mix van contactherbiciden toegepast.
Foto: Anton Dingemanse
Op de bodem is de neerslag met reguliere spuitboom en airmax al duidelijk herkenbaar en verschilt zichtbaar met het beeld bij de Wingssprayer. De bodem is nu regelmatig bespikkeld door de fijne druppeltjes.
Foto: Anton Dingemanse
De laatste strook wordt gespoten zoals in de praktijk gebruikelijk is. Hier wordt een Lechler id 120-06 dop gebruikt met volle dosering. De afgebeelde sproeistraal is voor elke uienteler een bekend beeld.
Foto: Anton Dingemanse
De gebruikte Lechler spuitdop geeft zoals verwacht op de bodem een nog duidelijker beeld van de grootte en spreiding van de druppels. De resultaten van deze proef zullen wellicht tijdens de uiendag van het UIKC op de laatste donderdag van augustus nader worden toegelicht.
Foto: Anton Dingemanse