RundveeNieuws

CRV en WUR onderzoeken invloed fokkerij op kalversterfte

Doetinchem – Het percentage kalversterfte bij vaarzen is met 14 procent bijna drie keer zo hoog als de kalversterfte bij koeien.

Bij de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) zijn gevallen bekend waar meer dan de helft van de kalveren van vaarzen tijdens of vlak na de geboorte stierven. Een duidelijke oorzaak voor het verschil tussen de sterfte bij vaarzen of koeien is er niet. Er is nauwelijks sprake van seizoensgebondenheid. Erfelijkheid wordt als mogelijke oorzaak genoemd. De erfelijkheidsgraad voor levensvatbaarheid van het kalf is bij een vaars hoger dan bij een koe. De kans dat een kalf uit een vaars rond de geboorte sterft is 3,8 procent, wanneer dat kalf vervolgens zelf afkalft stijgt deze erfelijkheidsgraad naar 8,5 procent. Bij de geboorte uit een koe ligt dit percentage maar op 0,5 procent. Op basis van deze cijfers zijn CRV en de Wageningen Universiteit een onderzoek gestart. Dit is nog niet afgerond, maar volgens WUR-onderzoeker Wijbrand Ouweltjes is het lastig om de vinger achter de oorzaak te krijgen. Op dit moment lijkt het er op basis van de fokwaarde levensvatbaarheid niet op dat de kalversterfte iets erfelijks is. “We kijken nu met genomics of er toch iets in de genen terug te vinden is. Het kan best zijn dat die specifieke allelen op gaan in de grote massa. Maar met toenemende informatie van stieren en daarmee ook de veestapel zijn er meer allelen te analyseren. Maar het vraagt tijd omdat er veel stieren en nakomelingen bij nodig zijn,” legt Ouweltjes uit. Het onderzoek kijkt terug tot 1993, vanaf dat moment zijn steeds meer gegevens bijgehouden. Wel merkt Ouweltjes op dat er vanaf 1993 een lichte stijging in het sterftepercentage te zien is.

Beheer
WP Admin