1929: gemengd bedrijf was de norm
Deze foto is bijna een eeuw geleden gemaakt: in 1929. In het gebied rondom de Reeuwijkse plassen was het, de naam zegt het al, nat.
Er waren veel sloten en vaarten en vaker konden boeren over water beter bij hun percelen komen dan via de weg. Soms was het zelfs de enige manier. Voor het transport werd een platbodem gebruikt, een soort roeiboot die voor meerdere doeleinden werd ingezet. Er kon een koe in, maar men ging er ook mee vissen. Onder de bank zat een speciale ruimte om gevangen vis even in te bewaren, zodat hij vers bleef. Dit type boot werd een ‘sluipwijkertje’ genoemd.
De koeien op de foto zijn vermoedelijk van het Fries-Hollands ras. Ze zijn kleiner en bevleesder dan de melktypische Holsteins die jaren later hun entree zouden maken. De geit en de kippen maken het beeld van een gemengd bedrijf zoals dat vroeger gebruikelijk was compleet.
Wel lag de nadruk in dit gebied op de veehouderij en dat had alles te maken met de natte ondergrond waarop wel gras groeide, maar akkerbouw niet goed mogelijk was. Het gebied gold dan ook als ‘veedicht’. Van de 1,1 miljoen melkkoeien die er destijds in Nederland werden gehouden, liepen er 187.000 in Zuid-Holland. Veel boeren verkaasden de melk, deels voor eigen gebruik maar vooral voor de verkoop.
Dit artikel is te lezen in Boerderij 7 van dinsdag 14 november en is onderdeel van de rubriek Zo ging het toen