Seizoensarbeiders bezig met asperges steken.</p> <p><em>Foto: Marcel van Hoorn</em> AlgemeenAchtergrond

Seizoensarbeid mogelijk zonder vast contract

De wettelijke onderbreking van een arbeidscontract voor seizoensarbeiders gaat weer terug naar 3 maanden. Minister Asscher past de wet aan, Albert Jan Maat, voorzitter van LTO Nederland, is tevreden.

Werkgevers, werknemers, de coalitiepartijen VVD en PvdA en minister Asscher hebben dat afgesproken. Lodewijk Asscher, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, heeft een voorstel voor de verandering van de wet donderdagochtend 21 april naar de Tweede Kamer gestuurd. De minister legt nu een wettelijke basis die voortbouwt op de afspraken die werkgevers in de landbouw al hadden gemaakt met de vakbonden. Die afspraak blijft gewoon staan.

Meer mogelijkheden tijdelijk dienstverband

De wetswijziging houdt in dat de verplichte tussenpoos van 6 maanden in collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) kan worden teruggebracht tot ten minste 3 maanden. Dat kan bij functies ‘waarin de werkzaamheden als gevolg van klimatologische of natuurlijke omstandigheden seizoensgebonden zijn en gedurende ten hoogste 9 maanden kunnen worden verricht’. Met deze tussenpoos is het voor werkgevers mogelijk seizoensarbeiders een volgend jaar opnieuw tijdelijk in dienst te nemen, zonder dat zij de seizoenswerkers op grond van de ketenbepaling een vast dienstverband moeten aanbieden.

In een toelichting zegt Asscher: “LTO Nederland heeft ons op dit punt de weg gewezen; Albert Jan Maat, bedankt.” Hij zei dat noch de seizoenswerkers in de landbouw noch de ondernemers belang hadden bij de wettelijke bepaling, omdat het immers niet de bedoeling is dat ondernemers gedwongen worden mensen in dienst te nemen voor wie gedurende een langere periode in het jaar geen werk is. Lodewijk de Waal, verkenner seizoensarbeid, heeft dat in een verkenning ook vastgesteld.

Rechten werknemers niet aangetast

De regelingen bij ontslag en langdurige ziekte van werknemers zijn voor de ondernemers vereenvoudigd. Asscher zegt dat het voor ondernemers eenvoudiger en goedkoper wordt, zonder dat de rechten van de werknemers worden aangetast.

Albert Jan Maat, voorzitter van LTO Nederland toonde zich ingenomen met de verbetering. Hij geeft wel aan dat nog niet alle problemen zijn opgelost en dat het op onderdelen nog aankomt op de uitwerking.

Voorstel verhoging minimumjeugdloon

Asscher stelt ook voor het minimumloon voor jongeren aan te passen. Dat gaat gelden vanaf 21 jaar (is nu nog 23 jaar). Tegelijk wordt het jeugdloon voor jongeren tussen 18 en 21 jaar verhoogd.

Maat zegt dat verhoging van het minimumjeugdloon in de landbouw niet tot grote veranderingen leidt, omdat in een aantal sectoren de lonen al hoger liggen. Toch heeft hij wel zorg over de concurrentieverhouding met het buitenland. Er moeten compenserende maatregelen komen, vindt hij. “Nog lang niet alle EU-landen kennen een minimumloon. In Duitsland wordt voor oogstwerkzaamheden nog €3 of €4 betaald. In België liggen de lonen op gelijk niveau, maar zijn de kosten voor de werkgever 30% lager dan in Nederland.  Dat is nog een speerpunt voor LTO Nederland. We moeten ook daar een gelijk speelveld creëren.”

Maat zegt dat Asscher hem steunt om dat pleit te bezorgen in de Europese Unie. In mei zal in Amsterdam een grote conferentie worden gehouden waar onder meer over het minimumjeugdloon wordt gesproken.

Coalitiepartijen VVD en PvdA hebben zich bij de presentatie van de wetswijziging achter de voorstellen geschaard.

Beheer
WP Admin