Veehouders kunnen met wat meer krachtvoer de productie omhoog stuwen. Een hoog krachtverbruik met dito productie is echter geen garantie voor het beste saldo per koe. Foto: Lex Salverda RundveeAchtergrond

Meer krachtvoer leidt niet vanzelf tot meer saldo

Hoewel meer krachtvoer doorgaans leidt tot een hogere melkproductie, biedt dat geen garantie voor een hoger saldo per koe. De sleutel tot rendement ligt vaak in het juiste ruwvoer en een efficiënte omzetting van het voer.

Zeker bij hoge melkprijzen is het aantrekkelijk om extra kilo’s melk af te leveren en dus wat harder te voeren. De vraag is echter of een hogere productie ook een hoger saldo per koe oplevert. Met andere woorden: levert een investering in krachtvoer altijd meer op, of is het beter de meerkosten te besparen?

Om daar een antwoord op te vinden, heeft Rinus Wientjens, adviseur melkveehouderij bij Flynth, een analyse gemaakt van klantdata over 2023. Dit was niet het jaar met de hoogste melkprijs, maar het laat wel de relatie zien tussen krachtvoergift, productieniveau en koesaldo. In een jaar met een hogere melkprijs en een relatief lage voerprijs wordt het omslagpunt in melkproductie door extra hard voeren vanzelfsprekend eerder bereikt.

Op basis van het krachtvoerverbruik per koe per jaar zijn drie categorieën gemaakt. Voor de statistisch geïnteresseerden: dit is gebaseerd op het gemiddelde (2.551 kilo per koe) plus en min één keer de standaardafwijking. Hierdoor valt 15% van de bedrijven in de hoogste en 15% in de laagste categorie qua verbruik. Dat komt neer op minder dan 2.063 kilo per koe bij laagverbruik, meer dan 3.038 kilo bij grootverbruik, en de grote middengroep zit ertussenin.

Vervolgens zijn een aantal kenmerken van deze bedrijven uitgesplitst op basis van voerverbruik en saldo (zie tabel). Gegevens over de opbouw van rantsoenen en de kwaliteit van ruwvoer zijn in deze dataset niet bekend, terwijl die op individuele bedrijven vanzelfsprekend wel een relatie hebben met het krachtvoerverbruik.

Lees verder onder de tabel

Meer kwijt aan gezondheid

Uit de eerste regels blijkt direct dat bedrijven met het laagste krachtvoerverbruik gemiddeld de laagste melkproductie per koe hebben, wat niet verwonderlijk is. Ook is er een duidelijke relatie met de gemiddelde bedrijfsomvang. Uit eerdere analyses is al bekend dat grotere bedrijven vaker intensief werken, met een hogere melkproductie per koe en meer gebruik van krachtvoer en bijproducten.

Het overzicht toont dat bedrijven met een hoog krachtvoerverbruik per jaar € 1.659 per koe betalen aan totale voerkosten (inclusief aangekocht ruwvoer en bijproducten). Voor de groep met een laag krachtvoerverbruik is dat € 1.016 per koe. Opvallend is dat er nauwelijks verschil zit in de opbrengsten minus voerkosten (voersaldo) tussen de gemiddelde en de hoogverbruikers van krachtvoer. Dat de grote verbruikers een iets lagere opbrengst hebben, komt vooral door een lagere melkprijs als gevolg van minder toeslagen.

Wel blijkt dat bedrijven met een hoge krachtvoergift ook meer kwijt zijn aan gezondheidskosten, naast hogere algemene vee- en mestafzetkosten. Hierdoor liggen de totale toegerekende kosten bij bedrijven met een hoog krachtvoerverbruik gemiddeld € 189 per koe hoger dan bij bedrijven met een laag verbruik.

Weinig verschil in saldo

Onder de streep blijkt het saldo melkvee per koe tussen de gemiddelde en hoge krachtvoerbedrijven nauwelijks te verschillen. Alleen bedrijven met een lage krachtvoergift – en dus een lagere melkproductie – maken wat minder saldo. Het verschil is echter kleiner dan wellicht verwacht op basis van de productieverschillen. Uitgedrukt per 100 kilo melk realiseren juist de laagverbruikers het hoogste saldo en de hoogverbruikers het laagste. “Hier geldt de wet van de afnemende meeropbrengst: de laatste liters dragen steeds minder bij aan het saldo,” aldus Wientjens. De verschillen in hoeveel melk veehouders uit een kilo krachtvoer halen en hoeveel saldo dat oplevert, zijn groot, blijkt uit de drie grafieken.

Ook is gekeken naar het verschil tussen intensieve en extensieve bedrijven. De hoogste krachtvoerverbruikers bevinden zich vooral in de intensieve groep (meer dan 16.000 kilo melk per hectare), maar die maken er ook wat meer melk van. Een wat lagere jongveebezetting speelt hier ook een rol. Grosso modo liggen de totale voerkosten per koe bij intensieve bedrijven € 250 tot € 300 hoger dan bij vergelijkbare bedrijven in de extensieve groep. De intensieve bedrijven behalen een fractie hoger saldo per koe, maar de verschillen tussen de drie categorieën (laag, gemiddeld en hoog krachtvoerverbruik) zijn niet wezenlijk anders dan in de cijfers over alle bedrijven heen.

Voor Wientjens maakt deze analyse duidelijk dat het opdrijven van de productie geen garantie is voor een hoger saldo – en ook nadelen heeft. “Gemiddeld leidt het tot een hogere milieubelasting, zoals meer uitstoot van ammoniak en CO₂.” Dat zijn steeds belangrijkere factoren bij het bepalen van de optimale productie op een bedrijf.

Maximaal ruwvoer het vertrekpunt

Een aantal geraadpleegde voeradviseurs herkent het beeld dat uit de analyse naar voren komt. Wilco Stolwijk, onafhankelijk voeradviseur bij VIB, stelt dat voor de hoogste saldo’s maximaal gebruik van ruwvoer het vertrekpunt is, waarna krachtvoer de productie verder kan opstuwen. De efficiëntie van de omzetting bepaalt of dit ook daadwerkelijk leidt tot het hoogste saldo. “Het ene bedrijf haalt wel een hoger saldo door meer krachtvoer, bij het andere zien we dat niet terug in de cijfers.”

De kosten van krachtvoer spelen vanzelfsprekend een rol bij het saldo en de waarde van de extra kilo die wordt gevoerd. Stolwijk ziet prijsverschillen van 5 tot 6 cent per kilo voor dezelfde brok tussen verschillende leveranciers. Grotere volumes kunnen een voordeel opleveren, waardoor het soms loont om een grotere silo te plaatsen. Ook zijn bedrijven die voer zonder advies kopen meestal het goedkoopst uit, al moeten zij dan wel zelf advies inkopen. “Op inkoop is zeker winst te behalen, maar de kwaliteit en inzet van ruwvoer zijn uiteindelijk bepalender voor het saldo.”

Stolwijk merkt op dat er vaak afwijkingen zitten tussen de theoretische rantsoenoptimalisatie en de daadwerkelijke krachtvoergift. “Koeien krijgen niet altijd de voergift die ze nodig hebben, bijvoorbeeld omdat na aanpassing van het basisrantsoen de voergifttabel niet is aangepast.”

‘Sommigen voeren te duur’

Henry van Ittersum, eigenaar van adviesbureau KoeIdee, herkent dat veehouders bij hoge melkprijzen de neiging hebben om extra krachtvoer te geven. “Maar zo simpel is het niet altijd. Sommigen voeren gewoon te duur.” Het absolute productieniveau speelt hierbij een rol: een stijging van 8.000 naar 9.000 kilo melk per koe is makkelijker en goedkoper te realiseren dan een stijging van 12.000 naar 13.000 kilo. De laatste liters zijn niet alleen duurder, maar vergen ook meer van de voeromzetting in de koe. “Dan draait het meer om vakmanschap dan om simpelweg extra voer geven.” De hogere gezondheidskosten bij bedrijven met een hoge melkproductie weerspiegelen volgens hem de kwetsbaarheid van een intensieve aanpak.

De rode draad bij bedrijven met het hoogste saldo is volgens Van Ittersum dat ze goed eigen ruwvoer hebben en jaarrond een consistente aanpak hanteren. Vooral tijdig bijsturen als kuilen of gras tegenvallen, is cruciaal om de productie en het saldo op peil te houden. “Ik zie nog te vaak dat veehouders primair reageren op externe prikkels in plaats van een eigen strategie te volgen – ook bij de betere bedrijven.”

Zijn advies voor een optimale productie: “Met één maand harder voeren meer melk krijgen, werkt niet. Kijk naar de hoogste BSK uit de MPR van de afgelopen jaren en streef daarnaar als nieuw gemiddelde. Daarna pas verder optimaliseren.” Ook Stolwijk benadrukt dat verhogingen stapsgewijs moeten gebeuren. “Verhoog met een halve kilo per keer, mits de basis goed is en de vertering stabiel blijft. En durf terug te schakelen als het niet goed uitpakt.”

Reacties

Je moet een account hebben om te reageren

Voordelen van een account:

Krijg toegang tot de beste en meest actuele artikelen.

Discussier mee met collega’s, experts en specialisten.