AlgemeenOpinie

Weer een concurrent minder

Wil de dierlijke productieketen koploper blijven in de wereld, dan moeten partijen samenwerken aan duurzame oplossingen.

Ik bezocht het congres van Nevedi over ‘Diervoer met ambitie’, woensdag 11 mei in Den Haag. Ik hoopte er mensen te ontmoeten, mijn kennis op peil te brengen en misschien wel inbreng te hebben in de discussie. Dat laatste bleek niet nodig, er waren veel mondige deskundigen aanwezig naar wie ik graag luisterde. Voorafgaand sprak ik met een aantal relaties over de voorgenomen samenwerking tussen Agruniek en Rijnvallei. Waar de een nadacht over de mogelijkheden, concludeerde een ander simpel: weer een concurrent minder.

Dat laatste was de onuitgesproken samenvatting van de bijeenkomst. We moeten samenwerken in de keten van dierlijke productie. Samen optrekken. Een kopgroep vormen, maar liever niet vooroplopen. “Elkaar op kop afwisselen, want dan is het tempo hoger en dat hogere tempo moeten we halen.” Retorische taal over hoe het in Nederland moet gebeuren op het gebied van vooral duurzaamheid van de dierlijke productie.

Geen goed gevoel bij landbouw

Iedereen is trots op de Nederlandse agrarische sector. Stichting Natuur en Milieu schrijft in het MVO–verslag van Nevedi: ‘Het gevaar is dat we op elkaar gaan zitten wachten. Nevedi heeft de goede visie en het goede vergezicht, dat aansluit bij dat van ons’. Maar waarom hebben Nederlanders dan geen goed gevoel bij de landbouw? De sector is vergeleken met de rest van de wereld toch echt een paradepaardje. Wereldwijd dwingt de landbouw respect af, willen studenten in Wageningen studeren. Waarom kan die trots in Duitsland bijvoorbeeld wel? Geen Duitser die een slecht woord heeft over de auto-industrie, terwijl ook daar niet alles perfect is wat duurzaamheid betreft.

Donderpreek van Bleker

De roep naar verduurzaming komt vooral vanuit burgers, maar is overgenomen door het ministerie van ELI. Staatssecretaris Bleker was duidelijk. Hij reageerde op het MVO-rapport met een ‘donderpreek’, zo zei hij. Hard maar helder. Hij gaf onder meer zijn verbazing weer over het feit dat de diervoederindustrie geen bemoeienis had met duurzame stalontwerpen. “Voer is dominant in deze productieketen, maar is hier te weinig betrokken.”

In de discussie over verduurzamen van onder meer soja gooide directeur Tjerk Wagenaar van Stichting Natuur en Milieu nog wat olie op het vuur. Hij vindt dat de sector veel sneller kan omschakelen, daarbij verwijzend naar de verduurzaming van de chocolade-industrie. Hij vergat daarbij te zeggen dat die sector wereldwijd in handen is van enkele industriëlen. Of zou hij pleiten voor industriële ketens in de dierlijke productie?

Met één mond spreken

Het congres begon met vragen als: Wie bepaalt het succes van de sector? Is onze trots wel terecht? Wat doen we met kritische signalen; negeren of toch…? De roep om duurzaamheid is vooral een Westers item. Om voorloper te blijven in de dierlijke productie moeten we werken aan oplossingen. Voortdurend verbeteren. We moeten leren fietsen met dikke banden om ons in de kopgroep van de wereld van de dierlijke productie te handhaven. En bij toerbeurt ook nog op kop rijden.
Als afsluiter kregen de aanwezigen tips om mee te nemen in ieders werk. Duidelijk is dat iedereen vindt dat de retail een belangrijke rol speelt. Die wil de consument zelf ook wel vertellen over de producten. Maar de sector moet dat actief laten doen. Samenwerken en met één mond spreken.

Beheer
WP Admin