Rechter vindt vergoeding bij ruiming pluimvee voldoende

De uitbetaling van ruim € 300.000 voor ongeveer 66.000 geruimde leghennen in mei 2021 was in lijn met de regels. Dat heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven dinsdag uitgesproken in een zaak die was aangekaart door een geruimd pluimveebedrijf in Weert.

Het bedrijf vond dat het ministerie bij de bepaling van de schadevergoeding uit was gegaan van verouderde waardetabellen. Het bedrijf zelf kwam uit op een vergoeding van ongeveer € 355.000. Volgens het bedrijf was bij de taxatie ten onrechte geen rekening gehouden met de gestegen voerprijs, waardoor de marktwaarde van de kippen hoger was.

Daar kwam nog bij dat de kippen op het betrokken bedrijf ouder worden dan de maximale levensduur waarmee in de waardetabellen rekening wordt gehouden. Op het bedrijf was nog 50.000 kilo voer aanwezig, waarvan uiteindelijk maar 6.000 kilo vergoed is. De rest van het voer moest het bedrijf als onbruikbaar afvoeren. Daar zou een vergoeding tegenover moeten staan, vond het bedrijf.

Stijging voerprijzen

Het ministerie stelt dat gestegen voerprijzen geen invloed hebben op de marktwaarde van kippen. Volgens de Wet Dieren mag de minister alleen de waarde van de dieren zelf als uitgangspunt nemen voor de vergoeding en niet de mogelijk hogere kosten die gepaard gaan met het houden van dieren. Bij een hertaxatie zagen de deskundige taxateurs geen aanleiding om de waarde van de leghennen te corrigeren. Van de voervoorraad werd 6.000 kilo als verdacht aangemerkt. Daarvoor is een vergoeding gegeven.

De rechter zegt dat er geen argumenten waren om van de cijfers af te wijken, waarop de taxateurs zich hebben gebaseerd. En ook de vergoeding voor het voer is volgens de rechter correct geweest, wat niet wil zeggen dat de betrokken ondernemer meer kosten had als gevolg van de ruiming.