Wiersma: gelijke regels gangbare en biologische strorijke varkensmest

Biologische bedrijven mogen ook bij niet-biologisch varkensmest gebruik maken van de stimuleringsregeling voor organische stofrijke mest. Dat schrijft landbouwminister Femke Wiersma in reactie op Kamervragen van Cor Pierik (BBB).

Omdat organische stof belangrijk is voor de bodem, is er een stimuleringsregeling voor het gebruik van meststoffen met veel organische stof. Bij meststoffen met een hoog organische stofgehalte telt het fosfaatgehalte minder zwaar mee voor de fosfaatgebruiksnorm. Bij het berekenen van de toegestane hoeveelheid mest mag bij het gebruik van strorijke vaste mest met 75% van het werkelijke fosfaatgehalte van de mest worden gerekend. Voor gtf-compost of groencompost geldt dat 25% van de hoeveelheid fosfaat in de compost telt voor de gebruiksnorm.

Deze regeling geldt echter alleen voor strorijke rundveemest, strorijke schapenmest, strorijke geitenmest, strorijke paardenmest en dikke fractie van rundveemest, champost en compost en strorijke varkensmest van biologische bedrijven. Strorijke mest van gangbare varkensbedrijven wordt daarbij niet genoemd. Wiersma schrijft nu dat deze mestsoort wel is toegestaan binnen de regeling. Volgens haar is het niet zo gebruikelijk dat er gangbare mest wordt ingezet op biologische bedrijven. Indien dit echter niet voldoet aan de nutritionele behoeften, dan kan onder voorwaarden toch gebruik worden gemaakt van niet-biologische mest op biologische bedrijven met een plantaardige productie, aldus Wiersma.

BBB-Kamerlid Cor Pierik vond het onterecht dat de niet-biologische varkenshouders die hun dieren op stro houden, behoorlijk benadeeld waren bij de mestafzet. Dit omdat hun mestsoort geen gebruik mocht maken van de stimuleringsregeling. Volgens Wiersma is dit een misverstand. Er bestaat volgens haar geen onderscheid in beleid tussen gangbare en biologische strorijke mest.