Provincies worstelen met aanpak landelijk gebied

De gewijzigde koers voor het landelijk gebied is lastig voor provincies. De provincies Drenthe, Friesland en Gelderland hebben de provinciale aanpak voor het landelijk gebied helemaal losgelaten. Andere provincies proberen op hun eigen manier de eerder afgesproken doelen toch te realiseren. Dat blijkt uit een inventarisatie van het Planbureau voor de Leefomgeving.

Het kabinet Schoof heeft het Nationaal Programma Landelijk Gebied en het daarbij horende transitiefonds geschrapt. Het NPLG had tot doel om provincies in samenspraak met onder andere de landbouw en natuurorganisaties, waterschappen en gemeenten, tot een gebiedsgerichte aanpak te laten komen. In het NPLG werden de water-, klimaat- en natuurdoelen samengebracht.

Negen provincies gaan door met de plannen voor het landelijk gebied, maar wel op een aangepast niveau. De provincies vinden dat er niet genoeg geld is om de doelen voor klimaat, natuur en water te realiseren. Het is niet het gebrek aan geld dat de provincies belemmert bij de uitvoering van hun plannen. Soms ontbreekt het eenvoudigweg aan voldoende mensen om het werk te doen.

Rijk onzeker over gebiedsprocessen

Provincies ervaren onzekerheid bij het Rijk over de gebiedsprocessen, die al zijn opgezet. Het is niet duidelijk hoeveel geld het rijk beschikbaar stelt voor de gebiedsprocessen (zoals veenweide, beekdalen en kwetsbare gebieden rondom Natura2000-gebieden). Een deel van de provincies probeert gebiedsprocessen zoveel mogelijk door te laten gaan, ook al zijn er onzekerheden over de financiering.

Provincies hebben bij de aanpak van het landelijk gebied behoefte aan een langetermijnstrategie en een heldere taakverdeling tussen Rijk en provincies, gemeenten en waterschappen. Bij een langetermijnstrategie hoort volgens de provincies voldoende geld voor een langere termijn.