Nieuwe aanpak voor meer groei en minder streptokokken

Vleesvarkens krijgen vaker meer start- en jeugdvoer. Dat loont, blijkt uit cijfers van ForFarmers. Ook streptokokkenaanpak stond centraal tijdens het regio-event.

Vleesvarkens meer kilo’s start- en jeugdvoer voeren is het overwegen waard. Dat vertelde nutritionist Maarten Boerrigter onlangs tijdens het regio-event van voerfabrikant ForFarmers in Boxtel. Uit de resultaten die het voerbedrijf toont, blijkt dat als vleesvarkens opgeteld minimaal 140 kilo start- en jeugdvoer krijgen, de groei en voederconversie respectievelijk 960 gram en 2,38 zijn. Bij maximaal zestig kilo start- en jeugdvoer is de dagelijkse groei 920 gram en de voederconversie 2,59.

Boerrigter adviseert de aanwezigen om op bedrijfsniveau te bekijken waar het optimum ligt. Meer start- en jeugdvoer ligt het meest voor de hand op bedrijven waar de voeropnamecapaciteit van de varkens limiterend is. Op die bedrijven krijgen de varkens onvoldoende nutriënten binnen om hun groeipotentieel te benutten. Niettemin kan meer start- en jeugdvoer verstrekken, met alle soorten genetica, financieel interessant zijn. De prijs van start- en jeugdvoer is vanzelfsprekend hoger dan die van afmestvoer. Maar als de groei stijgt en de voederconversie daalt, is het financieel veelal gunstig om luxer voer te geven, is de ervaring van Boerrigter: “Uiteindelijk werk je aan lagere voerkosten per kilogram groei.”

De aanleiding om meer start- en jeugdvoer te verstrekken is het snel toenemende groeipotentieel van varkens. De opnamecapaciteit is dan eerder beperkend. Gangbaar is opgeteld zo’n 80 tot 100 kilo start- en jeugdvoer. Dat kan dus krap zijn voor maximale voerwinst.

De stijging van de groei en daling van de voederconversie wordt onderbroken bij 100 tot 120 kilo start- en jeugdvoer. Reden is het geringe aantal resultaten dat is opgenomen in het overzicht. Een bedrijf dat tijdelijk slechter draait, heeft dan flinke impact op de resultaten.

Streptokokkenaanpak

Het event start met uitleg over de nieuwste streptokokkenaanpak van ForFarmers. Innovatiemanager Evelien Alderliesten betoogt dat het aanpakken van de streptokokkenbacterie vraagt om een totaalaanpak. Alleen kijken naar de voeding is niet de oplossing, want de bacterie zit voornamelijk in de keel van varkens en minder in de darmen, blijkt uit cijfers die Alderliesten toont.

Belangrijke oorzaken voor het ontstaan van streptokokkeninfecties zijn co-infecties en een suboptimaal stalklimaat. Dit laatste kan het gevolg zijn van overbezetting of slechte luchtkwaliteit. Stress en slechte hygiëne zijn sowieso ook aanjagers. Bij co-infecties gaat het vooral om PRRS, griep en circo. Volgens onderzoek waar Alderliesten aan refereert, is door PRRS in de kraamstal de kans 9,2 maal groter dat biggen na spenen te maken krijgen met streptokokken. Zo bestaat er ook een direct verband tussen de luchtvochtigheid en de CO₂-waarde in de kraamstal en streptokokkeninfecties bij biggen.

Aanpak streptokokken begint bij zeug

De streptokokkenbacterie zit in elke zeug. De aanpak is erop gericht om de overdracht van de bacterie op de biggen beperkt te houden. Dat kan onder meer door stress zoveel mogelijk te beperken rond werpen en te sturen op darmgezondheid van de zeugen. Bij dat laatste speelt de wateropname in de dracht een rol, evenals de overgang van dracht- naar lactovoer en het voorkomen van obstipatie. Met gelten is het besmettingsrisico groter dan met oudere zeugen, want die hebben nog geen volledige immuniteitsopbouw.

Uit het verhaal van Alderliesten blijft hangen dat de kraamstalperiode een grote rol speelt bij het voorkomen van streptokokkeninfecties. Het risico is het kleinst met vitale zeugen en biggen die een flinke hoeveelheid biest hebben opgenomen. Belangrijk is ook dat biggen vast voer leren eten vóór het spenen, zodat de speendip kleiner is. Dat maakt ze minder kwetsbaar voor de bacterie. Twee weken na spenen is het meest sprake van streptokokkeninfecties.