LTO/NOP: afroming zal mestproductie pluimveesector niet verminderen in 2025
Pluimveehouders verwachten dat de verplichte afroming in 2025 de mestproductie nauwelijks vermindert, maar wel een uitdaging vormt voor ondernemers.
De verplichte afroming in de pluimveehouderij gaat de omvang van de pluimveesector nauwelijks veranderen. Dat verwacht Kees de Jong, voorzitter van de LTO/NOP-vakgroep Pluimveehouderij, over het aangenomen wetsvoorstel van landbouwminister Femke Wiersma om afroming in te voeren bij de handel in pluimvee- en varkensrechten om zo onder de verlaagde mestproductieplafonds te komen.
Lees ook: Kamer stemt voor verdeling mestplafonds, afroming varkens- en pluimveerechten lager
De Jong gaat ervan uit dat pluimveehouders komend jaar zo lang mogelijk zullen wachten om pluimveerechten te leasen, nu de sector wordt geconfronteerd met een afroming bij de handel in rechten. “Dat zal ook mijn advies zijn richting pluimveehouders: wacht zo lang mogelijk. Als je in januari gaat leasen, ben je zeker dat je te maken hebt met afroming, terwijl dat in december misschien wel niet het geval is, omdat de stoppersregelingen ervoor gezorgd hebben dat de mestproductie onder het plafond zit en daarmee de afroming weer van de baan is,” aldus De Jong. Daarnaast verwacht hij dat de afroming die wel zal plaatsvinden, vooral tot reductie van latente ruimte zal leiden. “Daarmee wordt de feitelijke mestproductie dus ook nog niet minder.”

Ondernemers in dilemma
De verwachting is niet dat pluimveehouders minder dieren gaan houden of kunnen houden als gevolg van de afroming, ondanks de verwachte prijsstijging van 300% voor lease van pluimveerechten. “Het zet ondernemers wel voor een duivels dilemma.” De Jong wijst erop dat afspraken zijn gemaakt over de dieren of dat ze er gewoonweg al zitten. Hij hoort wel de eerste geluiden dat grote marktpartijen, zoals voerbedrijven of afnemers van eieren die rechten in handen hebben, deze gaan inzetten met bijbehorende afspraken bij pluimveehouders. Volgens De Jong is dat een zeer ongewenste ontwikkeling voor pluimveehouders, omdat ze daarmee hun vrije ondernemerschap verliezen.
De pluimveevoorman vindt de verlaging van het mestproductieplafond voor de pluimveehouderij en de invoering van afroming bij de handel in pluimveerechten totaal onrechtvaardig. De sector zat al jaren onder het sectorale mestproductieplafond en omdat pluimveemest vrijwel allemaal buiten de Nederlandse landbouw terechtkomt, draagt de sector volgens De Jong ook niet bij aan de mestproblematiek en de druk op de mestmarkt.
LTO/NOP heeft samen met varkenshoudersorganisatie POV de kritiek op het voorstel van landbouwminister Femke Wiersma (BBB) nadrukkelijk onder de aandacht van de Tweede Kamer gebracht. SGP en CDA stelden vervolgens een amendement op om de wet te wijzigen, waarbij de pluimvee- en varkenshouderij geen reductieopgave zouden krijgen en daarmee gevrijwaard zouden blijven van afroming. Coalitiepartijen wilden hier echter niet in meegaan.
Teleurgesteld in opstelling van BBB
De Jong is uiterst teleurgesteld in de opstelling van de BBB in deze discussie. “De minister was niet te bereiken voor ons, de Kamerfractie van BBB houdt de minister de hand boven het hoofd,” concludeert De Jong. Steun van BBB voor het amendement Flach/Vedder was nodig om er een meerderheid voor te krijgen.
Het amendement van Pieter Grinwis (CU), waarin de systematiek van de minister gehandhaafd blijft, maar waarbij als referentiejaar 2023 wordt genomen in plaats van 2024, is nu het compromis dat eruit is gekomen. Dat betekent dat de pluimveehouderij geen reductieopgave van 700.000 kilo fosfaat heeft, maar van 400.000 kilo, waardoor de afroming op 13% komt in plaats van 15%. “Een doekje voor het bloeden,” aldus De Jong.
Van de Eerste Kamer verwacht De Jong geen grote veranderingen voor het wetsvoorstel. LTO/NOP gaat wel onderzoeken of er mogelijkheden zijn om de besluitvorming in de rechtbank aan te vechten.