Zorg rond werpen zeug kan met beschikbare arbeid conflicteren
Soms conflicteert de benodigde zorg rond het werpen van de zeug met de beschikbare arbeid. Een goede voorbereiding, een zelfredzame zeug en protocollair werken verkleinen de arbeidsbehoefte.
De kraamstal is één van de onderdelen op een zeugenbedrijf waar zorg en aandacht het verschil maken in het aantal en de kwaliteit van de biggen. Vooral de periode rondom en net na de geboorte is van belang. Tegelijkertijd kampen veel bedrijven met gebrek aan personeel en is (daardoor) de arbeidsdruk hoog. Daar zit dus een spanningsveld, want arbeid besparen kan ten koste gaan van de noodzakelijke zorg en aandacht.
Toch zijn er wel mogelijkheden om arbeid in de kraamstal weg te snijden, maar dan gaat het om de niet-vaktechnische arbeid, zoals Jelle Nijenhuis dat noemt. Hij is adviseur voor de arbeid- en organisatietool FarmWise. Vaktechnische arbeid betreft handelingen direct rondom de geboorte die direct invloed hebben op het werpproces en daarmee het aantal en de vitaliteit van de biggen. Het is het type werk dat een bepaald niveau aan kennis en ervaring vraagt. De niet-vaktechnische handelingen zijn bijvoorbeeld voeren, verplaatsen en schoonspuiten. “We zien graag dat 35% van de werkzaamheden tot de vaktechnische behoort. Er zijn echter ook bedrijven waar dat minder dan 20% is.”
We zien graag dat 35% van de werkzaamheden vaktechnisch is
Arbeidswinst is vooral bij niet-vaktechnische handelingen te halen, zodat er meer tijd overblijft voor het belangrijke werk. Hij noemt automatisering, maar ook werken met een goede planning en prioriteiten leggen in het werk. Op die manier kan er ruimte komen voor meer vaktechnisch werk, wat belangrijk is voor een goed resultaat. Vanzelfsprekend moet die arbeid wel door de juiste persoon worden uitgevoerd.
Een ander aspect waar FarmWise over adviseert, is de arbeidsplanning over de week heen. De dagen rondom de geboortes moet de arbeid ook beschikbaar zijn. Op andere plaatsen in het bedrijf moet die ruimte er ook zijn. Dat klinkt vanzelfsprekend, maar is het lang niet altijd. Met wekensystemen is dat beter te managen. Ook ziet hij dat op de drukke weken of bijvoorbeeld in vakantieperioden de uren voor vaktechnische handelingen als eerste sneuvelen. “Het is goed om dat te beseffen en die risico’s te verkleinen.”
Een zelfredzame zeug
Minder spanning rondom de arbeidsvraag in de kraamstal begint met een zelfredzame zeug. De basis daarvoor zijn gezonde dieren met een passende conditie vanuit een correcte opfok. Ook genetica speelt een rol; bekend is dat zeugen van Deense komaf door de grote tomen meer zorg rondom de geboorte nodig hebben dan de meeste andere kruisingen. Verder moet een zeug die bekend staat om moeilijke geboortes met te veel doodgeboren biggen eerder worden afgevoerd. Vaak zijn dat oudere zeugen.
Verder moeten de omstandigheden in de kraamstal optimaal zijn, met name rondom het klimaat en voer- en wateraanbod. Een goede voorbereiding is belangrijk, bij voorkeur vastgelegd in een protocol. Een deel van de werkzaamheden kan gedaan zijn voordat de zeugen gaan werpen. Denk aan een droge afdeling van 20 tot 22 graden en een droog biggennest met de juiste verwarming erboven of eronder. Een te koud nest is vanzelfsprekend niet best; een te warm nest maakt dat biggen elders in het hok gaan liggen.
Voerovergang belangrijk
Een belangrijk aspect voor een probleemloze geboorte is de voerovergang vanuit de dracht naar de lactatie. Wouter Borgstein, specialist zeug/biggen bij Agrifirm, zegt dat voeders tegenwoordig beter op elkaar aansluiten. “We zien daarom ook minder noodzaak om transitievoer in te zetten.” Dat geldt ook voor twee lactovoeders in de kraamstal; een week na werpen kan een hoogenergetisch voer voor extra melk zorgen op basis van het juiste voerschema. Naast zeugenbedrijven met een dubbelleidingvoersysteem hebben bedrijven met een vijfwekensysteem de optie om van lactovoer te wisselen in de kraamstalsilo’s.
Het voerschema rond het werpen is belangrijk benadrukt Borgstein. Het standaardadvies is na de overschakeling op lactatievoer op hetzelfde energieniveau per zeug per dag in de kraamstal door te blijven voeren als einddracht in de dragende zeugenstal. Vervolgens wordt een dag voor geboorte het voerschema met 10% verlaagd. Hoogdragende gelten staan op een lager voerschema dan meerdereworpszeugen.
Te veel voer geeft stuwing in de uier; te weinig voer geeft een gebrek aan energie en calcium. Als de zeug vanaf inzet in de kraamstal goed blijft vreten, verloopt het geboorteproces vaak soepeler. Elke zeug is anders, dus het beste is om de uierspanning eenmalig tussen de 24 en 12 uur voor het verwachte werpmoment te controleren.
Ook hebben zeugen in de periode voor werpen een waterbehoefte van 12 tot 15 liter per zeug per dag. Direct na werpen en in de eerste week lactatie is de wateropname van de zeug belangrijk om tot de maximale melkgift te komen. Te weinig wateropname kan een technische oorzaak hebben, zoals te weinig druk of verkeerde nippels. Of het geeft aan dat de zeug niet goed in haar vel zit. “Het verbaast me dat niet meer bedrijven in de afdeling een watermeter hebben. De wateropname van de zeugen in de afdeling is dan gemakkelijk controleren.” Naast extra water geven rond de geboorte hoort het in de benen zetten van de zeugen er ook bij. Belangrijk is immers een fitte zeug die na het werpen direct goed opstart voor een vlotte biestproductie zonder uierproblemen.
Ingrijpen waar nodig
Zorg en aandacht maken verschil in het aantal doodgeboren biggen en de beste start met snel en voldoende biestopname. Lisette Tuenter van Varkenszorg Advies en Begeleiding, is ervan overtuigd dat tijdsinvesteringen zich terugverdienen. “Alles begint met goed kijken naar de dieren. Dat gebeurt lang niet altijd overal, soms wordt zo hard door de kraamstal gerend. Echte dierverzorgers doen dat niet, is mijn ervaring.”
Naast het monitoren van het geboorteproces is het belangrijk om in te grijpen waar nodig. Bijvoorbeeld een big die het moeilijk heeft aan de uier leggen en eventueel split suckling om alle biggen gelijke kansen te geven volop te drinken. Investeringen in biestopname vertalen zich altijd terug, tot in het vleesvarkenshok aan toe, is de overtuiging van de deskundigen. “Maar het zijn ook keuzes die bedrijven maken, zeker op grote bedrijven met personeel in de kraamstal. Dan is het een kwestie van accepteren.” Dat geldt ook voor het synchroniseren van het werpen.
Een cruciaal punt in het geboorteproces is de afweging om wel of niet op te voelen. Er zijn geen cijfers bekend, maar Tuenter verwacht dat een deel het te weinig doet en een deel te snel. Los van het feit dat elke opvoeling stress geeft en risico’s op infecties met zich meebrengt, kost het altijd tijd. Het bepalen of het wel of niet nodig is, blijft echter lastig. Zeugen met historie in doodgeboren biggen hebben grotere kans dus het is goed om die extra in de gaten te houden. Een indicator is een opgedroogde laatste big en nog geen nageboorte; ook wordt weleens maximaal drie kwartier tussen twee biggen genoemd. Volgens Tuenter is het vooral een ‘fingerspitzengefühl’ dat zich moeilijk laat analyseren en dus leren.
Wel verwacht ze, net als andere adviseurs, dat vrouwen dat gemiddeld beter aanvoelen dan mannen. Dat geldt volgens haar overigens bij het hele geboorteproces. “Dat een zeug direct na het werpen tijd moet krijgen om bij te komen, is voor een vrouw die zelf heeft bevallen beter te begrijpen dan voor een man.” Wat extra water is in die dagen geen overbodige luxe. Hetzelfde geldt overigens ook voor de tijd dat de zeug in de kraamstal gaat om rustig op haar gemak te wennen. De vuistregel van vijf dagen voor werpen in de kraamstal is daarom geen overbodige luxe.