Paratuberculose in mest wijst veelal op infectie
In 80 tot 98% van de gevallen is sprake van een infectie als paratuberculose in mest wordt aangetroffen. Dit meldt Royal GD naar aanleiding van regelmatig terugkerende vragen.
Veehouders willen bij een positieve uitslag weten of het gaat om een passieve uitscheiding. Een passieve uitscheiding treedt op, nadat een rund paratuberculose via verontreinigd voer opgenomen heeft, zonder dat het tot een infectie leidt. In een sterk besmette omgeving op stal of door bemest land kan passieve uitscheiding plaatsvinden.
Paratberculosebacteriën blijven op grasland langer dan twaalf maanden besmettelijk en overleven het inkuilen. Met name zogenoemde superuitscheiders besmetten hun omgeving, zonder dat ze zelf klinische symptomen laten zien.
Weinig passieve uitscheiding, 82% melkveebedrijven onverdacht
Het percentage passieve uitscheiders varieert van 2, in een besmette omgeving, tot 20, in een zwaar besmette omgeving. Dat betekent dat in respectievelijk 98 en 80% van de gevallen waarin paratuberculose wordt aangetoond, het een werkelijk geïnfecteerd rund betreft. Een bevestigingsonderzoek met een gunstige uitslag, dus niet-aangetoond, betekent niet dat een eerdere ongunstige mestuitslag vals positief was. Een ongunstige uitslag gevolgd door een gunstige uitslag kan verklaard worden door een niet-continue uitscheiding en een ongelijke verdeling in de mest.
Voor paratuberculose geldt een verplicht bestrijdingsprogramma. Volgens cijfers van Royal GD neemt 99% van de melkveehouders hieraan deel. Uit de meest recente monitoringsgegevens blijkt dat 82% van de melkveebedrijven de status ‘onverdacht’ heeft.