Foto: ANP PluimveeOpinie

‘Maximale inspanning tegen AI-virus’

De afgelopen weken heb ik mijn hart vastgehouden. In Zeewolde dichtbij het Veluwemeer kon ik de wilde vogels bij wijze van spreken dood uit de lucht zien vallen. Met zo’n grote virusdruk gebeurde wat niet uit kon blijven.

Iets verderop werden eendenbedrijven getroffen door AI, gevolgd door een legbedrijf in Friesland.

Het moge duidelijk zijn dat dit een ramp is voor de gehele pluimveesector. Hoewel de situatie voor andere deelsectoren niet erger of minder erg is, is de eendensector zich rot geschrokken en behoorlijk getroffen. Sinds de uitbraak in 2014 leefden we in de veronderstelling dat eenden weinig te duchten hadden van het virus, maar inmiddels weten we beter.

Drie bedrijven, waaronder de grootste binnen de integratie zijn geruimd. Ongeveer een derde van alle eendenbedrijven ligt in het toezichtgebied, met grote gevolgen voor de opzet van dieren en broedei-afvoer van het grootste vermeerderingsbedrijf van de integratie in het toezichtsgebied, en natuurlijk de broederij en slachterij.

Emotioneel en economisch zwaar

We leven in oorlogstijd, en dat vraagt veel van de mensen. Emotioneel en economisch, zo leert intensief contact met de getroffen bedrijven, alsook qua inzet. Dit is een periode waar niets meer vanzelfsprekend is, waar we onszelf en onze bedrijfsprocessen tegen het licht moeten houden en de zwakke punten meteen moeten oppakken.

Het is al vaker gezegd, maar hygiëne is van levensbelang. In onze deelsector zijn er veel bewegingen van buiten naar binnen de stal voor het inbrengen van stro. Dat verlangt dat je je erf heel goed schoonhoudt en de banden van de machines keer op keer ontsmet. Daar moeten we een maximale inspanning plegen om het virus buiten te houden. Overigens geldt dat ook voor de andere sectoren. Ook daar wordt strooisel binnengebracht en zijn er bewegingen de stal in tijdens het uitladen. Niets wat we doen zal een absolute garantie geven, maar we moeten ons uiterste best blijven doen in de strijd tegen AI.

Deze blog is geschreven kort na de uitbraken van vogelgriep in Biddinghuizen. De actuele uitbraken waren toen nog niet bekend.