Vangmachine. Foto: Koos Groenewold PluimveeNieuws

CBb keurt werkwijze NVWA voor bewijzen vangletsel af en vernietigt twee boetes

De wijze waarop de NVWA vangletsel bij pluimvee vaststelt, geeft onvoldoende bewijs dat het letsel daadwerkelijk door het vangen van de dieren is ontstaan. Dat oordeelt het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) in een hoger beroep van eerdere rechtszaken bij de rechtbank van Rotterdam. Twee vangletselboetes zijn vernietigd.

Ook de manier waar het letsel wordt geteld en het rapporteren hiervan door de toezichthoudende dierenartsen, schieten tekort. Volgens het CBb is niet uitgesloten dat het vangletsel bij pluimvee op een ander moment in de keten is ontstaan. In de eerdere rechtszaken kregen de pluimveehouders ongelijk in hun bezwaar tegen de opgelegde boetes.

Het CBb boog zich over de werkwijze van de NVWA nadat het ministerie van landbouw boetes oplegde aan pluimveehouders. De reden is dat meer dan 2% van de vleeskuikens tijdens het vangen letsel zou hebben opgelopen. De pluimveehouders vochten deze boetes aan, omdat het letsel volgens hen ook tijdens het transport of in het slachthuis kan zijn ontstaan.

‘Methode NVWA gebaseerd op aannames’

Het vangletsel wordt volgens protocol van de NVWA aan de slachtlijn bepaald door dierenartsen. Daarbij worden onder andere bloedingen groter dan 3 centimeter en met een donkerrode of paarse kleur geregistreerd. Hoewel het ministerie dit voldoende bewijs vindt van vangletsel en er boetes op baseert, gaat het CBb hier niet in mee. Het College vindt dat het ministerie onvoldoende onderbouwde dat de bloedingen die de dierenartsen tellen, door vangen zijn ontstaan.

De methode die de NVWA gebruikt is niet wetenschappelijk gevalideerd en gebaseerd op aannames. “De waarnemingen van de toezichthoudend dierartsen laten daarom ruimte voor twijfel of sprake is van vangletsel, of dat de bloedingen tijdens transport of op het slachthuis zijn ontstaan”, aldus CBb.

Boetes pluimveehouders vervallen

De pluimveehouders hebben daarnaast geen reële mogelijkheid om zich te verdedigen tegen het vermeende vangletsel. Dit vanwege de manier waarop de toezichthoudend dierenartsen hun waarnemingen doen en rapporteren. De boetes die de vier pluimveehouders kregen, variërend van €1.500 tot €6.000, komen daarmee te vervallen. Het CBb oordeelde dat de Staat de pluimveehouders bovendien een schadevergoeding moet betalen tussen €1.500 en €2.500.

De uitspraak is definitief, het CBb is de eindrechter in deze zaak.

Reacties

Je moet een account hebben om te reageren

Voordelen van een account:

Krijg toegang tot de beste en meest actuele artikelen.

Discussier mee met collega’s, experts en specialisten.