2024 gaat als dik gemiddeld jaar in de boeken van melkveehouders
Zowel de opbrengsten als kosten liggen in 2024 boven het niveau van het jaar ervoor. Meer melkgeld en dure kalveren en wat lagere voerkosten helpen daarbij. Een aantal andere kosten zijn wel verder gestegen, blijkt uit de voorlopige cijfers van Flynth.
Het jaar 2024 gaat de boeken in als een goed melkjaar. Niet het extreem goede jaar 2022, maar een stuk beter dan 2023. Gemiddeld was er wat minder hectiek op de diverse zuivelmarkten maar meer dan genoeg (politieke) onzekerheden. Het was wel het jaar waar blauwtong er hard inhakte, met wel grote verschillen tussen regio’s en bedrijven. Wel of niet vaccineren heeft ook zeker verschil gemaakt. Ook de kosten voor mestafzet zijn vorig jaar tot hoge niveaus gestegen. Aan de andere kant was en is de markt van rundvlees heel goed, wat terug te zien is in snel stijgende prijzen voor (slacht)koeien sinds de zomer. Ook prijzen van nuchtere kalveren zijn in 2024 stijgende en in 2025 fors doorgetrokken.
Vorig jaar concludeerde Flynth al op basis van een prognose dat de kritieke melkprijs op een hoog niveau ligt. Deze constatering geldt nog steeds: op saldoniveau is 2024 een heel goed jaar maar (vaste) kosten zijn hoog. Verschillen tussen bedrijven zijn vanzelfsprekend groot.

Hogere sterfte van kalveren
Uit de voorlopige jaarcijfers van 2024 van Flynth blijkt dat in 2024 zowel het aantal koeien, de productie per koe als de hectares voedergewassen toenam. De productie per bedrijf tikt bijna de 1,2 miljoen kilo melk aan op ruim 60 hectare met voedergewassen. De intensiteit is daardoor weer iets gestegen; sinds 2019 met zo’n 2.000 kilo per hectare naar bijna 19.500 kilo per hectare.
Opvallend in 2024 is de wat hogere sterfte van kalveren en koeien. Waarschijnlijk zijn ze beide het gevolg van blauwtong.
De opbrengsten liggen in 2024 een stuk hoger dan het jaar ervoor, vanzelfsprekend te danken aan meer melkgeld. De post steeg van €48,53 per 100 kilo in 2023 naar €52,59 vorig jaar. Het is het derde jaar van de ‘hogere niveaus’. Ook de veeverkopen brachten meer geld in het laatje; koeien en kalveren werden in 2024 respectievelijk voor €36 en €15 per dier meer verkocht. Zoals bekend zijn de prijsstijgingen ook in 2025 nog niet ten einde.
Mestkosten hard gestegen
Bij de kosten valt op dat voerkosten €50 per koe lager liggen dan in 2023 en maar liefst €230 minder dan in 2022. Deze gunstige ontwikkeling komt ook tot uiting bij de post ‘opbrengst minus voerkosten’, die met €3.995 tegen het niveau van 2022 zit.
Dat het saldo melkvee toch wat lager ligt dan in 2022, heeft te maken met veel andere kosten die een stuk hoger liggen dan in de jaren ervoor, zoals die voor gezondheid. De kosten van mestafzet zijn relatief het hardst gestegen en meer dan verdubbeld naar gemiddeld € 163 per koe. Overigens is dat het bedrag per gemiddeld aanwezige koe en dus niet voor de laatste koeien waarvan de mest feitelijk is afgevoerd tegen een hoog tarief.
Doordat directe kosten per koe iets daalden, stegen de totale toegerekende kosten wat minder hard. Het saldo per koe komt daarmee uit op € 3.213. Net als de melkprijs ligt het saldo sinds 2022 op een hoger niveau. Het is weliswaar typerend maar geeft geen garanties voor de toekomst.

Bewerkingskosten hoger
Het overzicht van resultaten gaat tot aan het saldo per koe. Niet in de tabel (zie onder) staan daarom de kosten voor energie, water en telefoon die een opvallende daling laten zien, terwijl de rentelasten juist stijgen wat neerkomt op €16.000 meer in twee jaar tijd. Privéonttrekkingen lagen in 2024 een fractie lager dan in 2023 maar nog altijd boven het niveau van 2022 en daarvoor.
Enkele opvallende posten die niet niet zijn opgenomen, zijn de GLB-betalingen; die dalen met bijna €1.200 per bedrijf. Wel liggen de overige EU-bijdragen en beheersvergoedingen hoger. Verder leverde het verhuur van fosfaatrechten het gemiddelde bedrijf slechts €600 op. De post ‘betaalde arbeid’ stijgt tot bijna €10.000 per bedrijf; dat is ruim €2.000 meer dan twee jaar geleden.
De bewerkingskosten zijn met €30 gestegen naar een niveau van €1.938 per hectare. Dat is weliswaar een stijging, maar veel minder fors dan in 2022 toen de kosten per hectare als gevolg van hoge energieprijzen honderden euro’s stegen. Sindsdien liggen de bewerkingskosten op een hoger, licht stijgend niveau.
De bewerkingskosten zeggen iets over de efficiëntie van de eigen mechanisatie en de inzet van de loonwerker. Onder deze post vallen kosten voor betaalde arbeid, loonwerk, brandstof en afschrijving, onderhoud en verzekering van trekkers en machines. Ze vormen ongeveer 20% van de brutokosten met grote verschillen tussen bedrijven. Voor een goede marge of lage kritieke opbrengstprijs moeten de bewerkingskosten daarom op orde zijn.
De stijging in 2024 is vooral veroorzaakt door hogere uitgaven voor onderhoud, brandstof en overige kosten (huur), tegenover lagere afschrijvingen. Mede door hogere uurtarieven zijn kosten voor betaalde arbeid en loonwerk met respectievelijk €34 en €36 per hectare gestegen.
Reacties
Je moet een account hebben om te reageren
Voordelen van een account:
Krijg toegang tot de beste en meest actuele artikelen.
Discussier mee met collega’s, experts en specialisten.