Foto: Ronald Hissink BoerenlevenColumn

‘Wat is beter, een boerenjeugd of een stadsjeugd?’

Boerenkinderen hebben veel ruimte en vrijheid maar voor spontaan spelen moet je in het dorp zijn.

Ruimte om te spelen, viezigheid om weerstand op te bouwen, dieren om te verzorgen, gave trekkers om op mee te mogen rijden. Het leven op een boerderij is voor kinderen paradijselijk. Althans, dat vinden hun ouders. Ze vergelijken de wereld waarin hun kroost opgroeit met die van kinderen in de grote stad. Daar moet de jeugd het doen met hoog omgaasde betonnen speelveldjes. Je zou ieder kind de ruimte en de vrijheid van een boerderij gunnen, toch?

Spontaan spelen

Het grappige is dat de boerenkinderen zelf daar niet per se zo over denken. Ik vraag ze er wel eens naar en ja, het is fijn om met je skelter rond te kunnen racen. En ja, een eigen pony is geweldig. Maar wat ze missen is het spontane spelen. In dorp en stad treffen kinderen hun leeftijdsgenoten op straat. ‘Voetballen?’ ‘Oké.’ En weg zijn ze. Op een boerderij werkt dat niet zo. Tieners staan er een beetje hetzelfde in. Ze zijn zich bewust van hun unieke woonsituatie maar als ik ernaar informeer, balen ze ervan dat ze altijd verder moeten fietsen dan hun klasgenoten. Met de bus of de trein? Probeer het maar eens als je achteraf woont. Met één bus per uur is dat een hele expeditie en gezien alle personeelstekorten, wordt dat er voorlopig ook niet beter op.

Mitsen en maren

Er is veel onderzoek gedaan naar de verschillen tussen opgroeien in de stad en op het platteland. Het ene blijkt niet per se beter dan het andere. Er horen mitsen en maren bij. Opgroeien in armoede is bijvoorbeeld voor geen enkel kind leuk, of je nou in stad, dorp of op een boerderij woont. Gescheiden ouders, ziekte in de familie, het zijn allemaal zaken die meer impact hebben dan de aan- of afwezigheid van ruimte om te kunnen skelteren. Wat duidelijk wél een geluksfactor is, is het hebben van sociale contacten. Niet alleen digitale maar vooral echte, fysieke contacten. Om mee te chillen en te voetballen, om mee naar het café te gaan of om mee te gaan winkelen. Zomaar wat zaken waar de jeugd zich zoal mee bezig kan houden.

Zowel de contacten als de activiteiten bevinden zich bij boerderijkinderen meestal niet om de hoek. Je moet er meer moeite voor doen om ze bij elkaar te brengen. Bellen of appen om af te spreken, een heel stuk fietsen, vragen of ouders kunnen rijden. Om maar wat te noemen.

Zouden boerderijkinderen dan liever in het dorp of de stad wonen? Ik vraag daar dus af en toe naar en meestal is het antwoord toch ‘nee’. Het liefst zouden ze de ruimte van de boerderij hebben met de gemakken van stad of dorp. Soms zijn die twee te combineren, vaak niet.

Voor hun welbevinden maakt dat overigens niet uit, zo blijkt uit al die onderzoeken. Plattelandskinderen, en daar schaar ik boerderijkinderen ook onder, zijn over het algemeen gelukkig. Het extra fietsen is dus geen belemmering. En het is nog gezond ook.

Beheer
WP Admin