Verplaatsingsregeling kan melkveehouder laatste zetje geven
Melkveehouders krijgen vroeg of laat te maken met versleten gebouwen, soms op een locatie met beperkingen. Met de hoge bouwkosten en keuze uit andere locaties is nieuwbouw minder vanzelfsprekend. De verplaatsingsregeling kan een handje helpen.
Elk toekomstgericht bedrijf heeft er vroeg of laat mee te maken: vervanging van de bestaande gebouwen. Omdat de bestaande stal niet meer aan de eisen en normen van vandaag voldoet of simpelweg omdat de stal versleten is. Herbouw is echter een dure aangelegenheid. In de markt wordt al snel gesproken over €10.000 of meer per plaats voor een complete stal, zie ook het artikel over bouwkosten.
Niet verwonderlijk kijken veehouders soms naar de mogelijkheid om naar een andere locatie te verplaatsen. Versleten bedrijfsgebouwen kunnen een reden zijn, maar meestal is er meer aan de hand, zoals beperkte ontwikkelingsmogelijkheden.
Door de stoppersregelingen verdwijnen ook goede locaties en overal verloopt de vergunningverlening traag
Veel plannen nog in de oriëntatiefase
Jeroen Adams, makelaar bij Adriaan van den Heuvel Makelaars in Helmond (N.-Br.) merkt momenteel vooral interesse bij veehouders die via de opkoopregelingen Lbv geen beroepsverbod willen. Maar deze plannen zitten in veel gevallen nog in de oriëntatiefase, is zijn ervaring. Het grootste probleem is het vinden van een goede locatie. “Door de stoppersregelingen verdwijnen ook goede locaties en overal verloopt de vergunningverlening traag. In Noord-Brabant en ook wel in Limburg ligt die zelfs stil, ook die voor Nb-vergunningen.”
Op papier is het gunstig om te verhuizen naar een gebied met lagere grondprijzen en een veehouderijvriendelijke provincie en gemeente. Toch ervaart Adams dat de meeste veehouders het liefst dichter bij huis zoeken; in zijn geval vooral in Noord-Brabant en Limburg. “Degenen die toch een verdere stap willen zetten, kijken dan ook gemakkelijker over de grens.” Maar ook in traditionele emigratielanden als Denemarken en Duitsland wordt ondernemen uitdagender.
Tekst gaat verder onder foto

Landelijke subsidieregeling
Veehouders die nadenken over verplaatsen, kunnen sinds kort gebruikmaken van een verplaatsingsregeling: de Landelijke regeling voor veehouderijen met piekbelasting (Lvvp, zie kader). De Lvvp bestaat uit een haalbaarheidsonderzoek en subsidie voor de werkelijke verplaatsing. Naast de landelijke regeling zijn er ook enkele provincies met een verplaatsingsregeling.
De verplaatsingsregeling dekt onder andere de overname of vervanging van gebouwen en de sloop van oude gebouwen. Daarnaast zijn kosten voor modernisering en het inhuren van advies deels gedekt. Grond en de bedrijfswoning vallen erbuiten. Een ondernemer kan maximaal €600.000 subsidie krijgen.
De subsidie kan dus een renovatie of nieuwbouw deels meefinancieren. Marc Albers, adviseur vastgoed, is voor DLV Advies het aanspreekpunt voor de regeling. Tot nu toe leeft het nog niet echt. “Vorig jaar hebben veel ondernemers nagedacht over stoppen of doorgaan. Verplaatsen is een beetje uit beeld geraakt”, is zijn inschatting. “Maar het is ook nog vroeg, want de regeling is pas net open.” Albers verwacht dat een beperkte groep er wel gebruik van gaat maken.
Los van of veel veehouders van een dergelijke regeling gebruik gaan maken, noemt hij het een voordeel dat er wat te kiezen is, waarbij een verplaatsingsregeling het verschil kan maken in slagingskansen. “Het geeft toch een wat andere dimensie aan de financiering als het deels niet bancair hoeft te zijn.”
Duurzame aspecten
Naast deze verplaatsingsregelingen kunnen verplaatsers vanzelfsprekend ook gebruikmaken van de reguliere subsidiemogelijkheden voor nieuwbouw of renovatie. Vooral de afschrijvingsvoordelen via Mia/Vamil vanuit de MDV-regeling zijn bekend, naast de energie-investeringsaftrek (EIA). Een MDV-certificaat kan bij de bank een lagere rente geven.
Verder kunnen ondernemers die kiezen voor duurzame investeringen aankloppen bij het Investeringsfonds Duurzame Landbouw (IDL) van het Nationaal Groenfonds. De eigen bank moet ook een deel meefinancieren. Deze financiering kent een rentepercentage van 1% en een looptijd van twaalf jaar. Het is voor bedrijven die omschakelen naar biologisch of extensiveren, investeren in nieuwe huisvestingssystemen of beweiding. Albers ziet deze vorm, ondanks de lage rente, niet zozeer als een subsidie, maar meer als een alternatieve financieringsvorm, waar ook crowdfunding of grond uitgeven in een erfpachtconstructie onder vallen.
Tekst gaat verder onder foto

Ergens een plus maken
Een subsidieregeling zoals de Lvvp kan de financiële puzzel gemakkelijker maken, maar in veel gevallen is er meer nodig. Maurice Vossen, melkveespecialist bij ABN Amro: “Voor degenen die er al langer mee bezig zijn, kan het net een laatste zetje zijn. In een aantal gevallen is een dergelijke regeling ook wel nodig om het rond te kunnen rekenen. De marges in de melkveehouderij zijn niet van dan die aard dat het gemakkelijk kan.”
Een draaiend bedrijf aankopen heeft voor een financieringsaanvraag de voorkeur. “De ervaring leert dat een bedrijf opnieuw opstarten extra werkkapitaal vraagt.” Een onherroepelijke vergunning is voor de bank noodzakelijk om de aanvraag in behandeling te nemen. In alle gevallen moet de ondernemer meer perspectief krijgen op de nieuwe plek.
Veehouders willen niet graag inleveren op hectares, ook in verband met toekomstige vermogensontwikkeling
Verplaatsen een complexe zaak
Vossen merkt dat in de hele constructie rondom verkoop en aankoop in veel gevallen ergens een plus moet worden gemaakt. Dat kan zijn door het verschil in grondprijs te verzilveren. Teruggaan in hectares eigendom kan een andere optie zijn om geld vrij te maken. Toch is dat geen gebruikelijke route en gezien de discussies over grondgebondenheid meestal niet logisch. “Er moet in elk geval voldoende zekerheid zijn over langdurige pacht. Maar veehouders willen niet graag inleveren op hectares, ook in verband met toekomstige vermogensontwikkeling.”
In het algemeen merkt Vossen dat verplaatsen een complexe aangelegenheid is. “In de basis kan het een goede beslissing zijn, zeker als de ondernemer erop vooruit gaat qua gebouwen en grondpositie. Maar sociaal is het een grote stap en vaak wordt onderschat hoeveel tijd het in beslag neemt.”
Tekst gaat verder onder foto

Financieringsbereidheid bank
Wat betreft de financieringsbereidheid van banken zijn er volgens Vossen geen grote verschillen met betrekking tot financiële criteria van pakweg tien jaar geleden. Sindsdien zijn banken aan strengere eisen gebonden, maar bij dit soort grote projecten hoeft dat geen belemmering te zijn. Wel wordt meer naar duurzame investeringen gekeken. “Een bedrijf dat naar een perspectiefvolle locatie gaat, kan qua financiering meer mogelijkheden hebben. Belangrijk is wel dat het in de voorbereiding helemaal klopt.” De dalende rente van dit moment is mooi meegenomen in de financieringslast, maar speelt een beperkte rol bij de keuze voor bouwen of verplaatsen.
Overigens adviseert hij altijd een ruime post voor onvoorziene zaken op te nemen in de begroting. “Niet alleen omdat de dieren moeten wennen, maar ook omdat de ondernemer tegen allerlei dingen aanloopt die aanpassingen vragen.” Vaak zijn het maar kleine ingrepen, maar alles bij elkaar kan het behoorlijk in de kosten lopen. “Dat wordt vaak onderschat.”