‘Geen stoppende boer maar meebewegende ondernemer’
De Lbv-regeling is niet zozeer een stoppersregeling, maar een regeling om een generatie-overstijgende transitie toe te passen op het bedrijf, stelt Henk Schoonvelde, melkveehouder en voorzitter van de Nederlandse tak van European Dairy Farmers (EDF). Hij heeft een modern en groter dan gemiddeld bedrijf, dat al sinds 1295 in de familie is. En hij doet mee aan de Lbv-regeling. “Ik voel me niet een stoppende boer. Ik ben een ondernemer die meebeweegt”, stelt hij.
De landelijke beëindigingsregelingen veehouderijlocaties Lbv en Lbv-plus zijn regelingen met maar één doel: de stikstofuitstoot verminderen. Daarvoor is het middel: gesubsidieerd stoppen van bedrijven. Met deze regelingen wordt veel publiek geld ingezet om veelal goed draaiende agrarische bedrijven te laten beëindigen of in transitie te zetten.
Maar er zijn voor het landelijk gebied veel meer doelen dan alleen stikstof. De politiek moet daarom haar verantwoordelijkheid nemen en heldere doelen formuleren, en tot een structuurvisie met bijpassend beleid komen. Winand Staring (1808-1877, bodemkundige en pionier in de landbouwkunde) deed dat 150 jaar geleden. Sicco Mansholt (1908-1995, minister van Landbouw, Europees landbouwcommissaris) 75 jaar geleden. Zet die stip op de horizon en maak eenduidig beleid. Daar heeft de agrarische sector inmiddels wel recht op.
Doelen breed gedragen
Daarbij moeten die doelen en zo’n structuurvisie breed worden gedragen in de Kamer. Of zet Nederland het zwabberbeleid voort? Als voorzitter van de Nederlandse EDF-afdeling heb ik in Ierland en Denemarken gezien hoe je komt tot een gezamenlijk doel. Ik heb met de Energiewende in Duitsland ook gezien hoe het niet moet.
Rationele ondernemers maken de balans op
De deelnemers aan de huidige Lbv-regeling zijn vooral rationele ondernemers die de balans opmaken. Emotionele weerstand, koudwatervrees en taboes hebben een flink deel van de potentiële deelnemers tegengehouden om erop in te tekenen. Dat herkenbare ondernemers in de eerste ronde deelnemen, heeft voor een volgende Lbv-regeling het taboe rond stoppen of veranderen wel weggenomen. In de melkveehouderij is er vooral deelname van bedrijven waarvoor de ondernemer een plan B heeft. Veelal is de grond geschikt voor andere teelten dan gras en mais. Wat heb je immers aan gras en mais zonder koeien?
De huidige Lbv- en Lbv-plus-regelingen zitten op punten goed in elkaar. Deelnemers aan de Lbv hebben een direct contactpersoon of aanspreekpunt bij het ministerie van LVVN. Dat is een pre. Die persoonlijke benadering voelt goed, geeft toegang tot parate kennis en biedt sneller ingang bij de juiste lokketen. Dit concept zou bij meer regelingen positief kunnen uitwerken. De bedenktijd die in de beëindigingsregeling veehouderij is opgenomen, is een goed concept. Het geeft de rust om stap voor stap antwoorden te krijgen op de vele vragen, twijfels en emoties. De aanvrager kan zo tot een afgewogen besluit komen.
Risico op hutspotlandbouw
Veel deelnemende melkveehouders zetten in op omschakeling van hun grasland naar akkerbouw of biobased grondstofproductie. Dat biedt nieuwe kansen, maar er zijn ook aandachtspunten. Het belangrijkste aandachtspunt is dat omzetting van gras naar akkerbouwmatige gewassen kan leiden tot bodemverschraling en nitraatuitspoeling, ook wel hutspotlandbouw genoemd.
Stimuleer teelten die beter zijn voor bodem en water
Positief is dat door zo’n omschakeling ook teelten in het bouwplan kunnen komen die goed zijn voor de bodem en het grond- en oppervlaktewater, of teelten die een minimale gewasbescherming nodig hebben. Denk aan zonnekroon, olifantsgras, hennep, bamboe, houtteelt, haver voor humane consumptie, erwten, bonen et cetera. De afzet en verwerking van deze teelten zou de overheid kunnen stimuleren, zoals ook gedaan wordt met SDE- en Groen-certificaten voor de energietransitie. Deze omschakeling biedt de kans om gewassen te stimuleren die de klimaat- en voedseltransitie helpen.
Stimuleer daarom de Lbv-bedrijven om duurzame regeneratieve bouwplannen te implementeren. Dat voorkomt dat we verder af raken van de doelen, in plaats van dichterbij komen. Stimuleer gewassen die toekunnen met een minimale hoeveelheid bemesting en gewasbeschermingsmiddelen. Dat zijn gewassen die goed zijn voor de bodemgezondheid en het grondwater. Het zijn mogelijk gewassen die nieuwe verdienmodellen creëren (het zogenoemde vierde gewas). Kortom: gewassen die turfsubstraat en fossiele energie kunnen vervangen en die juist biobased bouwmaterialen en plantaardig voedsel kunnen leveren.
Reacties
Je moet een account hebben om te reageren
Voordelen van een account:
Krijg toegang tot de beste en meest actuele artikelen.
Discussier mee met collega’s, experts en specialisten.