Boer Eize (77) stopte met melken: ‘Ik hield altijd zelf de regie’
Van handwerk naar mechanisatie, Eize Bergsma maakte het allemaal mee. Onlangs verkocht hij zijn koeien. ‘Ik hield altijd zelf de regie.’
Bekijk meer foto’s onder aan het artikel.
Als Eize Bergsma door de eeuwenoude stal met de enorme dakconstructie loopt, ziet hij weer voor zich hoe het hier vroeger was. “Daar stonden de koeien”, wijst hij naar de zijgevel. 24 hadden ze er aan de melk. Volgens Fries gebruik stonden die twee aan twee en met hun koppen naar de muur. Hooi kregen ze van bovenaf gevoerd, in de zoldering zat boven elk koppel dieren een gat.
Hooi. Het woord zal nog vele malen vallen, want Eize heeft er wat mee afgesjouwd vroeger. Van het land op de wagen, van de wagen omhoog op de zolder en tenslotte in de bak voor de koeien.

“Als je in het voorjaar ging maaien, zat je wel drie weken in het hooi, want je deed steeds een blok. Anders was het niet te behappen. Nu maaien de boeren alles in één keer en gaat het soms al diezelfde dag onder het plastic.”
Dat laatste, daar is Eize helemaal geen voorstander van. Zelf schudt hij na het maaien één keer en laat het gras daarna verder drogen in de wiers. “Dat scheelt je een keer schudden, het droogt evengoed prima en de verteerbaarheid van het eiwit is veel beter. Maar goed, dat is hoe ik erover denk.”
Eize is nu 77 jaar. Dat hij boer zou worden, was al vroeg duidelijk. Zijn broers voelden niet voor het vak, hijzelf vond het prachtig. Hij deed alles wat de volwassenen ook deden, zelfs roken. Terwijl zijn vader en de knecht tabak in hun pijpekoppen stopten, prutste Eize van een uitgeholde kastanje en een stokje zijn eigen pijp in elkaar en rookte mee. Ook het boerenwerk leerde hij door het na te doen. “Ik zat naast de knecht op de wagen en dan zei hij: nu moet jij maar even mennen. Ik was een jaar of vier, misschien vijf.”
Dat ging ook weleens mis, Eize was immers nog klein en onervaren. Zo was er die keer dat hij met een wagen vol melkbussen tegen een paaltje reed. De anderen moesten het geheel eerst achteruit trekken, voor hij weer verder kon. “Ik vond dat heel vervelend natuurlijk, maar ik had wel geleerd dat ik de bocht in het vervolg iets ruimer moest nemen.”

Hij leerde ook om goed naar de paarden te kijken. “We waren een keer aan het tymjen. Dat wil zeggen dat twee paarden een balk achter zich aan trokken en daarmee het hooi bij elkaar sleepten. Ik moest natuurlijk weer mennen. Tijdens het slepen werd die bult hooi steeds groter en zwaarder en ineens begon het linker paard te zwabberen, het was duizelig. Mijn vader riep: ‘stoppen!’ Wat bleek? Door het groter worden van de bult hooi waren de touwen aan de zijkanten omhoog gekomen. Het borststuk van het paard was daardoor ook omhoog gekropen en drukte tegen de luchtpijp aan. Ik hoor nog het snurkende geluid van die benauwde ademhaling.”
De touwen scherp in de gaten houden
Het zou hem geen tweede keer gebeuren. In het vervolg hield Eize die touwen scherp in de gaten. Kwamen ze te hoog, dan stopte hij op tijd, zodat de hooibult overgeladen kon worden op de klaarstaande wagen.
Daarmee was het paardenwerk nog niet klaar. Het hooi moest bij de boerderij immers nog naar binnen worden getakeld. Het lag op de wagen in grote zware netten. Die werden door twee paarden met een staaldraad aan een lier omhooggehesen, helemaal tot boven in het hooivak. Opnieuw was het Eize die de paarden moest aansturen. “Soms bleef het net haken, dan kwam er een schreeuw van boven: ‘Ho!’ Daarna moesten de dieren precies tegelijk weer beginnen met trekken, anders lukte het ophijsen niet. Maar ik was nog te klein om goed overwicht op ze te hebben, dus het viel niet mee. Later hadden we Mila. Dat paard was zó sterk, die kon het net alleen ophijsen. Voor mij was dat veel makkelijker.”
Het vele paardenwerk maakte van Eize een groot paardenliefhebber. In zijn volwassen leven zou hij 30 jaar jurylid zijn bij dressuur- en springwedstrijden en tot op de dag van vandaag heeft hij drie paarden op stal staan. Vijfde en zesde generatie merries die nog afstammen van die waar hij vroeger mee gewerkt heeft. Zijn dochter heeft later deze paarden altijd voor de sport gebruikt en Eize probeert elk jaar nog een veulen te fokken uit een Elite-merrie.
Altijd op hooibroei attent
Dan wijst Eize naar de ruimte waar het hooi vroeger lag opgeslagen. “Goed stapelen was een hele kunst. En altijd was je alert op hooibroei. Als er slecht weer aan zat te komen, haalde je het weleens eerder binnen dan verantwoord was. Er kwam standaard iemand langs de boerderijen om te controleren op broei. Met een ijzeren pin roerde hij in het hooi en als hij het niet vertrouwde, dan moest je in het midden van al dat hooi een gat maken. Dan kon de hitte weg.”

Hij doet voor hoe dat ging, met zijn voet op de bovenkant van een denkbeeldige scherpe splitspade. “Hooi gaat gevaarlijk broeien bij 60 graden, je kunt je dus voorstellen hoe heet het in dat gat was. Maar het hielp wel, we hebben nooit brand gehad.” Later kwamen er ventilatoren die het hooi droogden door middel van kokers, zodat het niet te warm werd. Met deze kokers maakte men in het hooi luchtgangen waar de ventilator op aansloot.
Langzaamaan kwamen er meer hulpmiddelen om het werk makkelijker te maken. Het ophijsen van zware hooinetten hoefde bijvoorbeeld niet meer, nadat er een kanon was geïnstalleerd waarmee het hooi door buizen omhoog geblazen werd. “Een enorme stofboel gaf dat”, herinnert Eize zich.
De buizen hangen alweer vele jaren werkeloos in de nok, want het hooi maakte plaats voor kuilgras. En daar bleef het niet bij. Er kwam een ligboxenstal met plek voor 80 koeien en er kwam een trekker. “In 1969 kochten we een John Deere en meteen een cyclomaaier en een opraapwagen erbij. We waren de koning te rijk.” Een ander merk trekker heeft hij nooit overwogen. “Er stroomt groen-geel bloed door mijn aderen”, zegt hij vrolijk.
Uitbouwen, ontwikkelen, mechaniseren en groeien
Hij bouwde aan het bedrijf, ontwikkelde, mechaniseerde en groeide tot er uiteindelijk 75 koeien in de stal stonden. Grotendeels Minkes en Roelies. “Mijn grootvader begon ooit met Roelies, ik begon met de Minkes, nadat ik er eentje van iemand had gekregen. Toen later de verkering van mijn kleindochter aangaf boer te willen worden, gaf ik hem Roelie 500 cadeau. Het had niks met geld te maken of zo. Ik vond het gewoon mooi om op mijn beurt een koe te kunnen geven.”

Echtgenote Henny steunde hem daarin volledig. Met haar runde hij 50 jaar lang de boerderij. Ze molk weliswaar niet, maar bestierde wel de boekhouding. “Ik ben van het type dat alle papieren in een schoenendoos stopte, zij bracht er orde in.” Ze zette zich in zolang haar gezondheid het toeliet. Suikerziekte maakte het steeds lastiger en vanwege de longaandoening COPD had ze uiteindelijk 24 uur per dag extra zuurstof nodig. Eize nam veel van de zorg op zich. Het was pittig en vergde veel. Zijn ontspanning vond hij op de boerderij. “In de melkput kon ik weer opladen.”
Stoppen, gezondheid en regie houden
Enkele jaren daarvoor hadden zij en Eize al gesproken over stoppen met het bedrijf. Hun zoon zou het eigenlijk overnemen en de zesde generatie op het bedrijf worden. De ziekte van Lyme gooide roet in het eten.
In de tussentijd ging de gezondheid van Henny verder achteruit. Was dat geen reden om versneld te stoppen? “Nee juist niet. Dat proces kon ik er niet bij hebben.”
Henny overleed in 2021. Daarna begon Eize er toch serieus werk van te maken. Duidelijk was dat hij niet aan een stoppersregeling mee wilde doen. Hij wilde de regie van het stoppen helemaal zelf in de hand houden. En zo ging het. Stukje bij beetje verkocht hij zijn zelf gefokte melkkoeien. Hij was erbij toen eind vorig jaar de laatste Roelies en de Minkes de laadklep van de veewagen op liepen om vervoerd te worden naar jonge boeren in de omgeving. “Dat geeft me nog steeds een goed gevoel, dat anderen ermee verder willen, want het zijn goede koeien.”
De laatste keer melken. Daar zag ik ontzettend tegenop. Achteraf viel het reuze mee.
Wat het moeilijkst was? “De laatste keer melken. Daar zag ik ontzettend tegenop. Achteraf viel het reuze mee.” Wat niet meevalt, en wat ook niet went, is de lege stal. Eén koe staat er nog: Roelie 402. Ze is 14 jaar en Eize hield haar omdat ze dicht bij de 100.000 liter zat. Nu ze dat heeft gehaald, overweegt hij haar te blijven melken tot ze ook de 10.000 kilo vet en eiwit haalt. “Ik twijfel nog wel, maar ik weet één ding zeker: Als ik stop met de melkcontrole, dan haalt ze het zeker niet.”
Door het zelf te doen, hield ik grip op alles. Dat kan ik andere stoppers ook aanraden
De melkkoeien mogen dan weg zijn, het boerenhart klopt onverminderd door. Daarom hield Eize naast die ene koe ook 13 pinken en 10 kalveren aan. Daar kocht hij nog 10 Belgisch Blauw kalveren bij. Zij kunnen mooi de melk van Roelie opdrinken, want voor die geringe hoeveelheid komt de RMO niet meer langs. Ook daar belde Eize zelf naartoe om te zeggen dat de melk niet meer opgehaald hoefde te worden. “Dat was emotioneel, maar door het zelf te doen, hield ik wel grip op alles en dat is belangrijk. Dat kan ik andere stoppers ook aanraden.”

Van het land verkocht hij een deel, 20 hectare hield hij. Eize zal dat blijven maaien en schudden met de machines die nog in de loods staan. “Veels te mooi werk”, zegt hij erover. En verder zorgde hij dat het bedrijf een goed verkoopbaar geheel bleef met 14 paardenboxen plus een rijhal en vergunningen die in orde zijn. “Daar is altijd wel markt voor, mocht ik naar het bejaardenhuis gaan. Nu voel ik me nog goed en fit en ik heb de intentie om hier nog heel lang te zitten, maar je weet het maar nooit.”
Prachtig en zo herkenbaar verhaal. Helemaal stoppen is geen optie 😀. Mooie foto’s ook.
Ja een geweldig verhaal om te lezen. En wat ook opvalt: de prachtige foto’s bij dit artikel
Mooi verhaal !