AlgemeenAchtergrond

Distributeurs verdienen meer aan buitenlandse agroproducten

Niet helemaal een feit om verheugd kennis van te nemen, maar het belang van de Nederlandse landbouw voor de Nederlandse economie neemt af. Tenminste, als je alleen naar de directe productie van de land- en tuinbouw kijkt. Het economisch belang van de distributie van landbouwproducten groeide juist.

In 1995 droeg de land- en tuinbouw volgens cijfers van het LEI, onderdeel van Wageningen UR, (omgerekend) 9,5 miljard euro bij aan de Nederlandse economie. In 2008 was dat nog steeds hetzelfde bedrag, terwijl de economie in de tussentijd flink was gegroeid. Relatief nam het belang van de sector daardoor af van drie naar anderhalf procent van het bruto binnenland product.

Het totale agrocomplex, landbouw, verwerking, toeleverende industrie en distributie groeide wel. In 1995 verdiende Nederlandse bedrijven 5,5 miljard euro met de distributie van agroproducten en voeding, in 2008 was dat twaalf miljard. Meer dan een verdubbeling. Ook relatief groeide het belang van de sector voor Nederland. In 1995 verdiende Nederland 1,8 cent van elke euro aan de distributie van landbouwproducten, in 2008 was dat ruim 2 procent.

Die groei komt niet doordat distributeurs steeds meer verdienen aan Nederlands product, maar doordat de stroom landbouwproducten van andere continenten die wordt doorgevoerd naar andere Europese landen nog steeds aanzwelt. Van de omzet van distributeurs komt 72 procent inmiddels voor rekening van buitenlandse agrarische producten. Ook de verwerkende industrie verdient al meer aan de verwerking van producten die van over de grens komen dan aan de verwerking van Nederlandse landbouwproducten.

Volgens Arjen Simons, ketenonderzoeker bij Food & Biobased Research, onderdeel van Wageningen UR, wil dat niet zeggen dat Nederland ook zonder de eigen boeren en tuinders haar positie wel zou kunnen handhaven. ‘Je hebt een eigen productie nodig. Kijk naar Flowers Dubai. Daar hadden ze het plan om Aalsmeer naar de kroon te steken als distributiecentrum van bloemen. Maar dat lukt niet omdat ze zelf geen bloemen produceren. Met alleen rozen uit Kenia kom je er niet.’

Nederlandse telers profiteren volgens hem van de sterke logistieke sector. De grote stroom bananen en sinaasappels die in Rotterdam aan land komt, wordt bijvoorbeeld geëxporteerd naar Duitse supermarkten en Nederlandse appels liften op die stroom mee. Een teler in de Betuwe krijgt dankzij de betere afzetmogelijkheden meer voor zijn appels dan een Franse teler. Door het goede distributienetwerk krijgen volgens Simons ook groente- en fruittelers rond Venlo vijf tot tien procent meer voor hun product.

Simons ziet voorlopig nog geen grote concurrent opduiken in Europa. Tien, vijftien jaar geleden werd verwacht dat de productie zou verhuizen naar Zuid-Europa en Noord-Afrika, maar dat ziet er nu weer heel anders uit. Noord-Afrika zou door de bevolkingsgroei en de toenemende droogte door het broeikaseffect juist wel eens een exportmarkt voor Nederland kunnen worden. Simons: ‘Nee, ik zie geen landen die Nederland snel naar de kroon zullen gaan steken. Al kan die situatie natuurlijk snel veranderen. Het is dus wel nodig om te blijven investeren.’

Beheer
WP Admin