‘Boeren die ondernemersgeest hebben en die deze kwesties aangrijpen als kansen, hebben een grote kans van slagen’, vindt Martijn van der Heide. - Foto's: Koos Groenewold BoerenlevenAchtergrond

‘Boeren moeten betaald worden voor hun diensten’

Hij groeide op in de Betuwe, had bijbaantjes in de appelteelt en als kaasverkoper op de markt. De link met landbouw was er dus wel ook al was er thuis geen boerenbedrijf. Dat Martijn van der Heide naar Wageningen ging om agrarische economie te studeren, kwam omdat hij alleen maar cijfertjes niet interessant vond. “Het groene en het sociaal-economische boeit me. Ik vind het mooi om iets met economie concreet te maken en dat kan bij uitstek goed met landbouw. Het is een fascinerende wereld.”

Wat hij zo fascinerend vindt aan de landbouw? “De dynamiek. Landbouw raakt bij mensen aan iets diepers, er komt veel emotie bij kijken. We hebben het tegenwoordig over de kloof tussen stad en platteland, over consumenten en boeren. De huidige tijdsgeest beschouwt deze steeds vaker als tegenpolen die maar moeilijk begrip voor elkaar kunnen opbrengen. Tegelijkertijd kunnen ze niet zonder elkaar, hebben ze gedeelde belangen. Ik vind het razend interessant om na te denken over hoe de economie eraan kan bijdragen om een verbinding te creëren en kan bijdragen aan gemeenschappelijke waarden, zoals een mooi landschap en een goed inkomen. Dat is nu meer dan ooit van belang.”

Dan moeten er wel boeren blijven. Hebben zij in Nederland toekomst volgens u?

“Ja, ik denk van wel. Het verleden laat zien dat de landbouw een veerkrachtige sector is. Er is vaker sprake geweest van een transitie. Dat was moeilijk maar de landbouw is er doorgaans sterker uitgekomen. Dat stemt mij positief. Nu moet er opnieuw een hoop veranderen en dat kan, maar dan wel in samenhang met andere uitdagingen.”

Nog meer uitdagingen dan stikstof?

“De hele transitie die gaande is, betreft ook energie, wonen, waterbeheer, alles. Uitdagingen die veel ruimte nodig hebben en een plek zoeken op het platteland. Uitdagingen ook die verder reiken dan de landbouw. Maar tegelijkertijd – en dat is het vreemde – gaat de meeste aandacht enkel uit naar de boer. In geval van de stikstofdoelen zeggen we: de boer is het probleem dus die moet het ook maar oplossen. Dat is niet eerlijk. De boer is slechts een schakel in het geheel. Hij is niet de enige die moet veranderen, dat moet de hele keten, inclusief de consument. Dat is spannend, zeker nu met stijgende prijzen. Recent onderzoek van de ACM heeft laten zien dat consumenten nog altijd niet willen betalen voor duurzamer geproduceerd voedsel.”

Tekst gaat door onder foto

Foto: 2

Valt er voor boeren dan wel wat te verdienen?

“Het goede nieuws uit dat ACM-onderzoek was dat als je over biologisch praat, de meerkosten van de meeste onderzochte producten voor de boer wel vergoed worden. Ook zijn de marges groter dan bij gangbare boeren. Dit soort signalen worden niet altijd opgepikt, ze blijven onderbelicht.”

Allemaal bio dan maar?

“Dat ligt genuanceerder. Biologisch is winstgevend juist omdat het nog een relatieve nichemarkt is en onderscheidend vermogen heeft. Als biologische producten goedkoper worden, of gangbare duurder, dan stimuleer je weliswaar de duurzame consumptie maar wat doet dat met het inkomen van boeren? Dat is niet op voorhand duidelijk. Daar moet je goed over nadenken.”

Duurzaam, natuurinclusief, wat is dat nou eigenlijk precies?

“Zoals ik het zie, is duurzaam werken dat je weer mét de natuur gaat werken en niet dwars er tegenin. Dat is in de 20e eeuw gebeurd, toen is er een scheiding ontstaan tussen boeren en natuur. Die twee werden losgekoppeld. Je kon beregenen, je kon kunstmest gebruiken en gewasbeschermingsmiddelen en in kassen werd het zonlicht vervangen door kunstlicht. De natuur werd als het ware uitgeschakeld. Natuurinclusief wil zeggen dat je de natuur weer probeert te omarmen. Dat je er gebruik van maakt. Het is een beetje een losse term maar het komt erop neer dat je het een plekje geeft in je bedrijfsvoering. En dan niet alleen door een nestkastje op te hangen.”

In geval van de stikstofdoelen zeggen we: de boer is het probleem dus die moet het ook maar oplossen. Dat is niet eerlijk

En valt daar dan wel wat mee te verdienen?

“Een terechte vraag. Daar valt of staat het mee. Het moet bij een boer passen om natuur te integreren in de bedrijfsvoering en die moet er natuurlijk een boterham mee kunnen verdienen. Het is zeker niet onmogelijk. Wat je ziet, is dat er in allerlei pilots successen geboekt worden, bijvoorbeeld doordat kosten lager zijn omdat je met minder gewasbeschermingsmiddelen toe kunt. Die pilots bewijzen dat de opbrengsten toch heel aardig zijn. Het lijkt er dus op dat het wel kan, geld verdienen met duurzamer werken.”

Ook als iedereen het gaat doen?

“Dat is inderdaad een risico. Nu gaat het nog om pilots maar als je duurzamer werken grootschalig gaat uitrollen, verdienen boeren er dan nog steeds aan? Daar zit denk ik wel een limiet aan vooral als je hiervoor alleen op de markt vertrouwt.”

Hoe zit het nou? Kun je nou wel of niet een inkomen verdienen als je duurzaam gaat werken?

“Wat ik interessant vind, is om in dat verband verder te kijken dan de boer als louter voedselproducent. Boeren die naast voedsel produceren ook diensten leveren. Ze kunnen CO2 gaan opslaan, het landschap gaan beheren, een rol spelen bij de klimaatadaptatie door als overloopgebied te fungeren. Dit zijn maatschappelijke diensten die niet of nauwelijks door de markt worden vergoed maar waarvoor boeren wel betaald moeten worden. Het kan naar mijn idee niet zo zijn dat we al die opgaven bij de boer leggen en er alleen zelf van profiteren. Boeren moeten dus betaald worden voor hun diensten en dat moet een structureel onderdeel van het duurzame verdienmodel worden.”

Wie gaat dat betalen? En hoe?

“Er zal gekeken moeten worden naar andere vormen van financiering. Inkomsten moeten niet meer alleen uit de markt gehaald worden. Er moeten andere manieren komen. Misschien via de belastingbetaler. Er wordt ook wel gesproken over heffingen op bepaalde producten. Een deel van de opbrengsten wordt dan gebruikt om boeren mee te betalen. Het is wel erg complex want hoe meet je de hoeveelheid CO2 die ze opslaan? Hoe meet je dat het landschap er mooi uitziet? Je krijgt met heel veel verschillende indicatoren te maken. En hoe vertaal je dit alles vervolgens naar een financiële compensatie?”

Nou?

“Ik schud het antwoord ook niet uit mijn mouw. Als wetenschapper zeg ik alleen dat je naar andere vormen van financiering moet gaan kijken. En ik niet alleen, trouwens. Er lopen namelijk verschillende onderzoekstrajecten op dit gebied waar overheden, kennisinstellingen en de sector nauw bij betrokken zijn. Bijvoorbeeld naar zogeheten kritische prestatie-indicatoren en het stapelen van beloningen. Wat ik bij dit alles mis, is een nieuwe Mansholt. Niet zijn ideeën zelf, ik bedoel meer dat het te lang heeft ontbroken aan een duidelijke en integrale visie voor het landelijk gebied. We zijn te lang op oude, vertrouwde voet doorgegaan, en hebben daarbij de grenzen van het systeem opgezocht en her en der zelfs overschreden. Natuurlijk, er kwamen wel allerlei ideeën voor verandering, maar niemand leek te weten waar we precies naar toe wilden en hoe.

Ik vergelijk het wel eens met mijn huis. We zijn momenteel een beetje aan het timmeren, er is een muurtje weggehaald, we stuccen en sausen wat om de gevolgen van een lekkage weg te werken. Maar wat er eigenlijk nodig is, is een nieuw dak. Zo is het ook met de landbouw. Er moet een nieuw dak op maar wie gaat dat doen? Zolang er geen visie is, blijft het bij klussen.”

Terwijl van boeren wel verwacht wordt dat ze al aan de slag gaan.

“Ik verbaas me daar ook wel over. Het vergrootglas ligt nu op boeren maar de beoogde transitie en de gevolgen daarvan reiken veel verder. Wat te denken van het woningtekort? Ik werk bij de universiteit in Groningen. Er zijn plannen om hier in het noorden veel nieuwe woningen te bouwen. Burgers in het landelijk gebied, die vinden straks van alles. Begrijpelijk, want het rurale landschap is van ons allemaal. Maar betekent dit dat ze zich volop gaan bemoeien met het werk van de boeren die er zitten?”

Dikke kans dat ze dat gaan doen.

“Ja. En laten we eerlijk zijn, het aantal boeren neemt al decennia af. Het platteland is allemansland, geen boerenland. En juist daardoor mogen we de bal niet alleen bij de boeren neerleggen, maar bij ‘ons allemaal’. De grote uitdagingen van deze tijd leiden tot een andere dynamiek op het platteland. Daar hoor ik niemand over maar boeren gaan er zeker iets van merken.”

Is dat een kans of een bedreiging?

“Ik zou het willen omschrijven als een dynamiek die je als een kans moet aanpakken. Elke boer is een ondernemer en een ondernemer denkt doorgaans in kansen. Dat neemt niet weg dat sommigen het als een bedreiging zullen zien. En dat begrijp ik ook wel weer want er gebeurt momenteel heel veel en dan zoek je naar houvast. Daarvoor heb je een consistent en standvastig beleid nodig. En dus niet een overheid die zegt dat het de ene keer zus moet en de andere keer zo.”

Denkt u dat er plek blijft voor grootschalige bedrijven?

“Grootschaligheid was nooit een doel, het was een gevolg. We wilden met zijn allen een landbouw die betaalbaar was. Door te intensiveren en de schaal te vergroten, kon de kostprijs omlaag. Als we nu zeggen: we willen naar een ander type landbouw, dan zal vanzelf blijken welk type bedrijven daarbij past. Maar duurzaam en intensief hoeven elkaar bij voorbaat niet uit te sluiten. Zie bijvoorbeeld strokenteelt, een vorm van natuurinclusieve landbouw waarbij meerdere gewassen naast elkaar worden verbouwd.”

Remkes adviseerde om het land op te delen in zones. In elke zone is plek voor een ander type landbouw. Wat vindt u daarvan?

“Als je een beetje door je oogharen kijkt, zie je dat er al een soort zonering is. Rondom de diagonaal Zeeland, Flevoland en Groningen zitten bijvoorbeeld relatief grote bedrijven die produceren voor de wereldmarkt. In de Achterhoek zitten meer multifunctionele bedrijven die hun producten meer regionaal afzetten. Er is dus al een soort natuurlijke zonering, waarom zou je die willen veranderen? En hoe zou je dat willen doen? Welke boer mag waar boeren en waar niet meer? Ik moet hierbij denken aan de inrichting van de Noordoostpolder in de vorige eeuw. Boeren werden toen streng geselecteerd op van alles. Kennis, vakmanschap, vermogen, gezondheid, religie. Die connotatie heb ik bij die zonering. Er zit een maakbaarheidsgedachte achter en daar ben ik niet zo van.”

U stipte de wereldmarkt al even aan. De agrarische export is het paradepaard van Nederland. Kan die export samengaan met de reorganisatie van de landbouw zoals de overheid die voor ogen heeft?

“We zijn wat export betreft tweede van de wereld en daar zijn we trots op. Dat we zo groot geworden zijn, was geen doel op zich. Geen overheid die gericht stuurde op een plekje in de top drie. Het is zo gelopen. Als er keuzes gemaakt gaan worden over hoe de landbouw eruit moet gaan zien, dan kan dat consequenties hebben voor de export. Misschien dat we onze tweede plaats dan niet kunnen houden. Als je dat toch per se wilt, dan vraag ik: hoe dan? En waarmee? Met productie? Met kennis? Of iets anders? Ook die discussie wordt nauwelijks of pas naderhand gevoerd. De agrarische sector zegt vaak: ‘wij voeden de wereld.’ Dat is niet helemaal waar, we voeden vooral Duitsland en België. Maar dan nog, bij de gewenste transitie wordt de internationale context te vaak uit het oog verloren.”

Door wie?

“De wetenschap, de mensen in talkshows, boeren zelf, beleidsmakers. Maar al te vaak blijkt de internationale context een ondergeschoven kindje. Soms is een blik van een buitenstaander wat dat betreft verfrissend. Rob de Wijk, expert op het gebied van internationale veiligheidsvraagstukken, wijst erop dat we in Nederland te weinig oog hebben voor het strategische en internationale belang van onze landbouw. We zijn een belangrijke speler in een grotere wereld en we moeten dus niet alleen voor Nederland denken. We willen kringlooplandbouw maar hoe kringloop wil je het hebben als je de internationale context niet meeneemt? Nederland moet zich in Brussel sterk maken voor een level playing field. Als we hier van alles gaan doen en net over de grens doen ze het niet, dan krijg je oneerlijke concurrentie.”

Er is dus nog een hoop werk aan de winkel.

“Absoluut. En nogmaals, daarbij mis ik iemand die de kar trekt. Die zegt: waar willen we nou preciés naartoe met de landbouw? Ja, het moet natuurinclusief maar dat is maar een onderdeeltje van een gehele transitie van het landelijk gebied.
Ook het agrarische onderwijs zou anders ingericht moeten worden. We hebben allerlei maatschappelijke vraagstukken. Die worden nu in de lessen wel aangestipt maar er is nog te weinig samenhang tussen landbouw, natuur, landschap, de wensen van de consument, het landschap enzovoort. Het onderwijs moet minder sectoraal en meer gebiedsgericht. Dan krijg je de nieuwe generatie van het begin af aan ook mee in de hele transitie. Het gaat immers om hun toekomst.”

En welke boeren hebben uiteindelijk wel en welke geen toekomst in Nederland?

“We weten allemaal dat het anders moet. We lopen tegen grenzen aan. Boeren die ondernemersgeest hebben en die deze kwesties aangrijpen als kansen, die hebben een grote kans van slagen. En dan maakt het niet uit of je een groot of een klein bedrijf hebt.”

Reacties

  1. ´natuurinclusief is proberen de natuur te omarmen’ .’duurzaam werken, is mét de natuur gaan werken’. Dit zijn nikszeggende zinnen. Het gaat dus om marketing en niet om harde zaken. Boeren moeten niet weigeren en tegen zijn maar mooi praten dat ze proberen de natuur te omarmen en mét de natuur gaan werken. Boeren moeten mooi kletsen zoals woordvoerders van tata, schiphol en shell. Van de Wal een beetje nadoen: begrip tonen, meehuilen en toch gewoon doorgaan.

Beheer
WP Admin