RundveeOpinie

Biest voor elk kalf

Geen nuka maar een ‘bika’: kalveren moeten allemaal biest krijgen. Dat gaat melkveehouders geld opleveren. Verdere integratie is nodig voor een economisch gezonde rundveehouderij. Dat betekent afspraken maken met elkaar.

Alleen wanneer ik het echt niet laten kan, schrijf ik een blog. Nu heb ik weer zo’n moment. Ik was op bezoek bij een productmanager uit de fokmelkindustrie. Hij reageerde op de publicatie van ING over de kalfsvleessector – optimalisering kalverhouderij nodig om afbraak van toeslagregeling op te vangen – waaraan ik had meegewerkt. Tijdens onze kennismaking werd ik getriggerd door zijn verhaal over de potentie van jonge kalveren.

De studie over de kalfsvleessector haalt zorgen naar boven. Mede door de onzekerheid van de GLB-gelden zijn er zorgen om de rentabiliteit én over het antibioticaverbruik. De kalfsvleessector floreert al vijftig jaar. Er is een ketensamenwerking waaraan veel sectoren in de land- en tuinbouw, maar ook daarbuiten, een voorbeeld kunnen nemen. Echter, tijdens het gesprek realiseerde ik mij dat de keten twee weken te laat begint.

Jeugdgroei

De keten begint namelijk pas bij de aankoop van nuchtere kalveren, nuka’s. Vijftig jaar kwam de lokale slachter/handelaar het nuchtere kalf ophalen voor de slacht. De betere kalveren werden apart gehouden voor de witvleesproductie, als nuka. Door wetgeving worden deze kalveren nu op veertien dagen leeftijd nog steeds aangevoerd als nuka, terwijl die kalveren niet binnen de mesterijketen worden opgefokt. En dat doet de dieren tekort volgens de lijfspreuk van de productmanager uit de fokmelkindustrie: Life start sets life performance.

Een nuchter kalf van pak ’m beet 40 kilo kan onder goede omstandigheden in veertien dagen 7 kilo groeien, meer zelfs. Goede omstandigheden betekenen een goede huisvesting, goede hygiëne, structureel werk maken van regelmatige voeding en regelmatig voeren.  Echter, zonder biest in de eerste drie dagen helpt dat allemaal niet. Koemelk is goed, maar per saldo is voor een kilo groei een kilo droge stof vereist. Jonge dieren hebben een gunstige voerconversie. Het is dus de kunst om ook de stiertjes volgens plan te voeren. Altijd.

Wie betaalt bepaalt

Stierkalveren worden verkocht op gewicht en kwaliteitsbeeld. Een kalf kan in 14 dagen tussen de 3 en 10 kilo groeien. Dat is een opbrengstverschil van 7 kilo ofwel meer dan €15. Deze kilo’s worden dus wel betaald. De goede verzorging levert echter meer baten op. Dat levert geld op door minder uitval, een veel hogere melkproductie bij de vaarskalveren en minder gezondheidszorgkosten.

De nuchtere kalveren zijn het waard om er aandacht aan te besteden. De melkveehouder en de kalfsvleesproducent verdienen daar aan. Dan mag het kalf niet meer nuchter zijn, maar ‘bika’: biest moet aan alle kalveren worden aangeboden. Dat gaat melkveehouders geld opleveren. Verdere integratie is nodig voor een economisch gezonde rundveehouderij. Dat betekent afspraken maken met elkaar.

Beheer
WP Admin