Zorg om schrappen vergunning bij lage stalbezetting

Bedrijven met een lage stalbezetting riskeren vergunningsverlies. Kamerlid Andre Flach (SGP) vraagt om duidelijkheid van ministers over rechtszekerheid voor veehouders.

Een bedrijf met een langjarige onderbezetting loopt het risico een deel van de vergunning kwijt te raken. Kamerlid Andre Flach (SGP) luidt de noodklok naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State. Flach wil van de ministers Femke Wiersma (Landbouw) en Mona Keijzer (Ruimtelijke ordening) opheldering over de intrekking van een deel van een vergunning.

In mei van dit jaar oordeelde de Raad van State dat de gemeente Bladel ten onrechte had besloten de vergunning voor proefboerderij De Raamloop niet gedeeltelijk in te trekken. Het bedrijf had in een reeks van jaren niet het aantal dieren gehouden dat er volgens de vergunning hadden mogen zijn. Stichting Groen Kempenland had de gemeente gevraagd de vergunning in te trekken.

Schrappen vergunning voorkomen

Kamerlid Andre Flach vindt dat moet worden voorkomen dat veehouders risico lopen hun vergunning te verliezen door een lagere stalbezetting. Veehouders kunnen kiezen voor lagere stalbezetting, bijvoorbeeld om deel te nemen aan het Beter Leven-keurmerk of als tijdelijke maatregel wegens de mestcrisis. Hij vraagt de ministers het gesprek met gemeenten aan te gaan om te zorgen dat boeren voldoende rechtszekerheid hebben. Indien nodig zou de regelgeving aangepast moeten worden.

De uitspraak van de Raad van State betekent dat de gemeente beter moet motiveren waarom een vergunning niet hoeft te worden ingetrokken. Dit houdt in dat een vergunninghouder afhankelijk is van medewerking van de gemeente als een belangengroepering, bijvoorbeeld op basis van de meitellingen, de intrekking van de vergunning bepleit.

Vergunningsrisico bij lage stalbezetting door afbraak stallen

In het geval van het bedrijf in Bladel waren enkele stallen waarin dieren konden worden gehouden, waarvoor vergunning was afgegeven, afgebroken. De vergunning omvatte 1.848 vleesvarkens, 56 kraamzeugen, 165 guste en dragende zeugen, 10 opfokzeugen, 4 dekberen, 10 schapen en 25 stuks rundvee. Op basis van de meitellingen kon worden vastgesteld dat er tussen 2016 en 2019 ten hoogste 1.395 vleesvarkens werden gehouden en geen andere dieren. Van de vijf stallen was er nog maar één geschikt voor het houden van dieren; de andere stallen waren afgebroken, hadden een andere functie gekregen of waren ontdaan van inventaris.

Flach vreest dat de rechterlijke uitspraak ertoe kan leiden dat veehouders huiverig worden om minder dieren te houden, omdat ze hierdoor hun vergunning mogelijk kwijtraken. Dat terwijl een lagere stalbezetting juist bijdraagt aan de beleidsdoelen van de overheid.