WUR: beleid biologische landbouw vraagt meer maatwerk
Landbouwbeleid is vaak algemeen, maar biologische boeren werken vanuit een systeembenadering. In het beleid voor biologische landbouw moet daarmee rekening worden gehouden. Dit constateren onderzoekers van Wageningen University & Research (WUR).
Het landbouwbeleid houdt niet altijd rekening met een andere manier van werken bij biologische landbouw, zien de onderzoekers. “Gemiddelden van cijfers die over het algemeen bij het maken van beleidsinstrumenten voor de gangbare landbouw worden gebruikt, kunnen daardoor afwijken voor biologische landbouw.”
Klimaatimpact gemeten
Biologische landbouwbedrijven hebben over het algemeen minder negatieve effecten op natuur en biodiversiteit dan hun gangbare collega‘s. De uitstoot van ammoniak is lager en ook de uitspoeling van nitraat is beperkter. Maar als je de uitstoot van broeikasgassen per kilo product van een gangbare akkerbouwer vergelijkt met die van zijn biologische collega, ontstaat een ander beeld. De opbrengst per hectare is lager. Dit geldt ook voor de melkveehouderij. Biologische boeren gebruiken geen chemische gewasbescherming. Daarom is er meer diesel nodig voor mechanische onkruidbestrijding en kan – afhankelijk van het (akkerbouw- of vollegronds-) gewas – de klimaatimpact per kilo product tot 40% hoger uitvallen.
Rapport biologische landbouw
Deze – en andere – constateringen zetten de WUR-onderzoekers op een rij in het rapport Het perspectief van biologische landbouw. De rijksoverheid heeft het voornemen dat in 2030 biologische landbouw een aandeel van 15% heeft. Daarvoor komt Nederland wel het een en ander te kort, constateren de onderzoekers. Er is nog niet de nodige vraag naar biologische producten. Ook is er te weinig grond, biologische mest en krachtvoer. De techniek en arbeid om zonder gewasbescherming onkruid te bestrijden, ontbreekt vaak nog.
De biologische sector zou zich meer kunnen onderscheiden op het gebied van dierenwelzijn, constateren de onderzoekers. Hoewel daar nog onvoldoende onderzoek naar gedaan is. Vanwege de hogere uren weidegang per jaar en meer ruimte per koe in de stal, is de verwachting dat het dierenwelzijn bij de biologische veehouderij hoger is.
Een gigantische inflatie. Een Euro die op omvallen staat. Een telkens groter aandeel gezinnen die moeite hebben om rond te komen. Je hoeft geen econoom te zijn om te concluderen dat “bio” het heel moeilijk gaat krijgen de komende jaren.
Dat laatste is maar de vraag. En een goede vraag: waar willen koeien zelf het liefst gehouden worden?