Verplichte IBR-vaccinatie vanaf 1 juli 2025
Landbouwminister Femke Wiersma wil de wettelijke bestrijding van Infectieuze Boviene Rhinotracheïtis (IBR) per 1 juli 2025 van kracht laten gaan. Voor 1 januari 2026 moeten alle runderen gevaccineerd zijn tegen de rundveeziekte, tenzij ze op een bedrijf staan dat uitgezonderd is van de vaccinatieplicht. Dat schrijft ze in een brief aan de Tweede Kamer.
De eerder gewenste koppeling met de bestrijding van Bovine Virus Diarree (BVD) wordt losgelaten, de BVD-aanpak treedt later in werking. Wiersma wil werken naar een Europese IBR- en BVD-vrije status voor Nederland en de bestrijding van deze dierziekten wettelijk verankeren.
Die wettelijke bestrijding wordt gebaseerd op het private IBR-bestrijdingsprogramma van de zuivelsector, dat sinds 2018 verplicht is voor melkveebedrijven. Daarin moeten bedrijven hun vee twee keer per jaar vaccineren tegen IBR. Dit heeft ervoor gezorgd dat 80% van de melkveebedrijven inmiddels IBR-vrij of IBR-onverdacht is.
Bedrijven die aangetoond vrij zijn van IBR-viruscirculatie, hoeven niet meer te vaccineren. Deze bedrijven moeten via bloed- of melkmonsters IBR wel monitoren. Voor bedrijven die slechts een klein veterinair risico vormen voor de verspreiding van IBR, of waar de uitvoering van de vereisten complex is, zijn aangepaste voorwaarden. Dat geldt bijvoorbeeld voor bedrijven die extensief rundvee houden in natuurterreinen, met een veebezetting van maximaal één rund per 1,5 hectare.
Overgangstermijn van een half jaar
De vaccinatieplicht geldt vanaf 1 juli 2025, met een overgangstermijn van een half jaar, waardoor de bedrijven uiterlijk voor 1 januari 2026 gevaccineerd moeten zijn. Veehouders die niet willen vaccineren, worden verplichte om besmette dieren op het bedrijf op te sporen en af te voeren. De wettelijke IBR-bestrijding wordt eerst nationaal gestart.
De regelgeving wordt nog niet direct aan de Europese Commissie voorgelegd ter goedkeuring, omdat dan aanvullende handelsvoorwaarden gelden. Dit zou de kalversector te veel belemmeren, omdat die dan geen kalveren meer kan importeren uit België en Luxemburg. Deze landen werken aan een IBR-vrije status, maar hebben dat nog niet. Duitsland, Denemarken, Oostenrijk, Finland, Zweden en Tsjechië hebben wel een IBR-vrije status.
Sector krijgt vier jaar de tijd
Wiersma wil het bestrijdingsprogramma uiterlijk vier jaar na inwerkingtreding van de nationale regelgeving voorleggen aan de Europese Commissie. Dit moet de kalversector voldoende tijd bieden om de invoerstromen van kalveren aan te passen naar een kortere transportduur én een IBR-vrije status. De Algemene Maatregel van Bestuur ligt momenteel ter consultatie voor. Reageren kan tot 25 augustus.