Stikstof bufferen en nalevering steeds belangrijker bij keuze voor groenbemester
Bij de groenbemesterkeuze komt stikstof steeds hoger op de ladder. Dat bleek uit de presentaties tijdens de Groenbemesterdag op WUR locatie Vredepeel in Limburg.
WUR-onderzoeker Brigitte Kroonen zei dat stikstof in het systeem houden een grote uitdaging is voor telers. Met name in het zuidoostelijke zandgebied en in NV-gebieden (nutriënten verontreinigde gebieden) waar de stikstofbemestingsnormen te krap worden om alle gewassen volgens de landbouwkundige norm te bemesten.
Groenbemesters kunnen daarbij helpen. Ten eerste helpt een groenbemester als vanggewas om uitspoeling te voorkomen door overgebleven stikstof op te nemen. Ten tweede kan een vlinderbloemige groenbemester stikstof in het systeem brengen.
Onderzoek effectiviteit vanggewassen
WUR onderzoekt de effectiviteit van verschillende vanggewassen na de teelt van onder andere aardappelen. Daarvoor zijn na een teelt van Fontane en na Agria winterrogge, gerst en Japanse haver als vanggewas gezaaid. Volgens WUR-onderzoeker Marie Wesselink zorgen deze vanggewassen voor een serieuze reductie van de hoeveelheid nitraat in het grondwater. De reductie varieert van 20 tot 40 mg/liter. Dat blijkt echter nog niet voldoende om aan de 50 mg-norm te voldoen.
De vanggewassen na Fontane nemen ongeveer 45 kilo stikstof per hectare op. Na de iets latere Agria nemen de vanggewassen gemiddeld 30 kilo stikstof op. De volgende onderzoeksvraag is dan wanneer de stikstof weer vrijkomt voor het volggewas. De richtlijn is: hoe vroeger inwerken, hoe vroeger ook de stikstof weer vrijkomt. Voor aardappelen lijkt 4 tot 6 weken voor het poten een praktische richtlijn. Bij relatief vroeg vernietigen van de groenbemester maakt het voor de stikstofnalevering niet uit of het gewas mechanisch is kleingemaakt of dat het doodgespoten is met glyfosaat. Bij latere vernietiging lijkt het erop dat de stikstof na glyfosaat sneller vrijkomt.
Niet-kerende grondbewerking (NKG)
Het effect van het moment en de methode van onderwerken van verschillende groenbemesters wordt binnen de PPS-groenbemesters in een vierjarige proef onderzocht. Binnen een bouwplan met bieten, aardappelen, uien en gerst worden Tagetes, incarnaatklaver, een groenbemestermengsel en Japanse haver naast braak gelegd. De groenbemesters zijn in het voorjaar op twee verschillende tijdstippen en op twee manieren ingewerkt: vroeg NKG, laat NKG, vroeg ploegen en laat ploegen. In het proefveld zijn vooral in de uien en bieten duidelijke verschillen te zien in opkomst en stand. Omdat dit het eerste jaar van de proef is, kunnen de onderzoekers nog geen harde conclusies trekken.