Skal moet intrekken biocertificaat graanhandel heroverwegen

Skal heeft het biocertificaat van graanhandel P. van Schelven onterecht definitief ingetrokken. De controle-organisatie moet binnen acht weken opnieuw een besluit nemen op het bezwaar tegen die intrekking. Dat blijkt uit een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb).

Het college oordeelt dat de decertificering van twee uit Rusland ingevoerde partijen zonnebloempitten en een partij mais terecht was. Maar de decertificering van vijf andere partijen zonnebloempitten niet. In 2020 werden in twee partijen bij monstername residuen van niet-toegestane stoffen (pirimiphos-methyl en diquat) aangetroffen. Reden voor Skal om de partijen te decertificeren.

Vijf andere partijen zonnebloempitten werden gedecertificeerd omdat de graanhandel de zendingen bij invoer niet actief bij Skal aanmeldde. Hierdoor kon de controle-organisatie de biologische status van deze partijen niet door eigen bemonstering en analyse vaststellen.

Verscherpte controle- en rapportagemaatregelen

Voor zendingen uit onder meer Rusland hanteert de Europese Commissie aanvullende richtsnoeren voor de controlerende autoriteiten. Deze richtsnoeren bevatten verscherpte controle- en rapportagemaatregelen. Skal is van mening dat de graanhandel, door de partijen niet rechtstreeks bij Skal aan te melden, zijn verplichtingen op basis van deze richtsnoeren heeft geschonden en het de controle-organisatie onmogelijk heeft gemaakt om de zendingen tijdig fysiek te controleren.

De graanhandel brengt hier tegenin dat het met meldingen van de vijf partijen in het elektronische Traces-systeem wel degelijk aan zijn meldingsplicht heeft voldaan. CBb gaat hierin mee. Dat Skal de capaciteit mist om van alle meldingen in het Traces-systeem vast te stellen of zij onder de richtsnoeren vallen, vormt volgens het college geen reden om de partijen op basis van artikel 30 te decertificeren.

Naast het heroverwegen van de intrekking van het biocertificaat draagt CBb Skal op het betaalde griffierecht van € 354 aan de graanhandel te vergoeden, net als de proceskosten van de graanhandel tot een bedrag van € 3.500.