In één geval bij de rechtszaak over de natuurvergunningen is sprake van een kalkoenbedrijf, waarvan er weinig meer zijn in Nederland. Foto: Ruud Ploeg AlgemeenNieuws

Nieuwe Brabantse stikstofuitspraak: bestaande vergunningen op de tocht

De onherroepelijk verleende natuurvergunningen van 9 Brabantse veehouderijen staan op de tocht.

Actiegroepen MOB en Vereniging Leefmilieu willen dat de provincie Noord-Brabant de vergunningen van deze bedrijven intrekt of beperkt, en stapten naar de rechter. De betrokken bedrijven zitten allemaal in de buurt van diverse Brabantse Natura 2000-gebieden, en hebben bestaande onherroepelijk verleende vergunningen. De rechter heeft de milieugroepen vandaag grotendeels gelijk gegeven.

Provincie moet uitstoot binnen één jaar substantieel verlagen

De rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de natuur in de gebieden inderdaad verslechtert (of in sommige gebieden: dreigt te verslechteren). Daarom moet de provincie Noord-Brabant passende maatregelen nemen om de stikstofuitstoot op deze natuurgebieden binnen één jaar tijd ‘substantieel’ te verlagen. Hoe groot die substantiële reductie moet zijn, staat niet in de uitspraak.

Wel staat erin dat verwijzen naar het landelijk stikstofbeleid en de stoppersregelingen hiervoor niet voldoende is. Ook het eigen Brabants beleid is niet genoeg. De rechtbank wijst er in de uitspraak op dat het beëindigen van de desbetreffende veehouderijbedrijven meer effect zou hebben op de lokale Natura 2000-gebieden dan het effect van de landelijke stoppersregelingen.

Provincie, MOB en boeren moeten om tafel

De provincie moet van de rechter met MOB en de desbetreffende boeren op het bedrijf van de boeren in kwestie in gesprek over welke maatregelen genomen gaan worden. Het intrekken van latente ruimte van leegstaande stallen vindt de rechter in ieder geval ‘proportioneel’, als deze stallen niet op korte termijn weer benut gaan worden.

De rechtbank noemt daarnaast specifiek de mogelijkheid om vergunningen gedeeltelijk in te trekken, en tot maximaal 85% van de vergunde stikstofruimte in te nemen. Dat percentage is gebaseerd op het percentage uit de landelijke stoppersregelingen, waar boeren 85% van hun vergunde stikstofruimte inleveren in ruil voor een vergoeding en 15% van de vergunde uitstoot mogen behouden voor een nieuwe activiteit. Het inzetten van een innovatieve techniek noemt de rechtbank ook een mogelijkheid (al dan niet betaald door de provincie), en ook wordt gewezen op het alsnog meedoen aan een stoppersregeling.

Rechter ging zelf op bezoek bij boeren

De rechters noemen het zelf ook een ongebruikelijke stap om de provincie te verplichten om tafel te gaan met zowel de betrokken boeren als milieugroepen, op het bedrijf van de boeren zelf. Maar de rechtbank denkt dat het kan helpen om tot een oplossing te komen ‘waar geen rechter meer aan te pas hoeft te komen’. In het kader van de rechtszaken, heeft de rechter-commissaris zelf diverse van de bedrijven bezocht en noemt dat ‘zeer waardevol’.

Volgens de rechter verdienen de boeren het om gehoord te worden over hun belangen en ideeën in het bijzijn van het college van de provincie en de eisers in de zaak; de milieugroepen. De rechter geeft wel aan de partijen het in dit overleg niet eens hoeven te worden over de aanpak. Het overleg moet alleen plaatsvinden. Volgens de rechters zijn eerder in andere zaken met de milieugroepen afspraken gemaakt over het stoppen met een rechtszaak, als de partijen het eens kunnen worden over andere afspraken.

Kijken naar ‘minst bezwarende’ maatregel

Als er gesproken gaat worden over het (deels) intrekken van vergunningen moet wel gekeken worden naar de gevolgen voor de betrokken bedrijven en wat het ‘minst bezwarend’ is. De rechter laat weten dat ook sectorbelang daarin een rol kan spelen; in één geval is bijvoorbeeld sprake van een kalkoenbedrijf, waarvan er weinig meer zijn in Nederland. Het intrekken van de vergunning kan dan ook gevolgen hebben voor de hele Nederlandse markt, geeft de rechter aan.

In de vandaag gedane uitspraak is nog hoger beroep mogelijk. Beide kanten kunnen tegen de uitspraak in beroep als zij het er niet mee eens zijn. Dat kan bij de Raad van State.