Mestverwerking is volgens onderzoekers de duurste methode om het mestoverschot terug te dringen. Foto: Bram Becks Fotografie AlgemeenNieuws

Mestverwerkingsplicht werkt, maar is duur alternatief voor mestprobleem

De invoering van de mestverwerkingsplicht heeft geleid tot meer verwerking van varkensmest en een lagere mestproductie. Dat concludeert de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) in een analyse van de ontwikkeling van de mestmarkt van de afgelopen jaren.

Na de invoering van de mestverwerkingsplicht in 2014 is de fosfaatproductie in dierlijke mest met 5% gedaald, terwijl de mestexport in die periode met 35% is toegenomen. Die toename was er vooral bij de verwerking van varkensmest, die anders op de Nederlandse markt terecht was gekomen. De verwerking van pluimveemest is marktgedreven en staat volgens het Nederlands Centrum voor Mestverwaarding (NCM) los van de mestverwerkingsplicht.

Maatregelen verminderen mestproductie

De laatste jaren zijn meerdere maatregelen genomen die tot minder mestproductie leiden. Tussen 2018 en 2022 is de mestproductie in de meeste provincies afgenomen, vooral door een krimp van de veestapel, maar ook door verlaging van het fosfor- en het eiwitgehalte in veevoer. Voor de totale veehouderij nam zowel de stikstof- als de fosfaatproductie in dierlijke mest tussen 2018 en 2022 met 7% af, naar 467 miljoen kilo stikstof en 150 miljoen kilo fosfaat.

Benuttingsgraad plaatsingsruimte daalt

In dezelfde periode daalde ook de benuttingsgraad van de beschikbare plaatsingsruimte voor dierlijke mest. In 2018 werd in Nederland gemiddeld 93% van de stikstofplaatsingsruimte benut, terwijl dat in 2022 89% was. De benuttingsgraad van de fosfaatplaatsingsruimte daalde in dezelfde periode van 87 naar 80%. De verschillen tussen provincies zijn groot. In veedichte gebieden wordt de benuttingsgraad vrijwel volledig benut. Het aandeel melkveebedrijven dat de mest binnen de eigen plaatsingsruimte kwijt kan, nam tussen 2018 en 2022 toe van 20 naar 26%. De mestexport daalde in deze periode met 10% en de binnenlandse mestverwerking steeg met 10 tot 15%.

Afbouw derogatie en gevolgen voor plaatsingsruimte

Afbouw van de derogatie leidt volgens berekeningen tot 18% minder plaatsingsruimte voor stikstof uit dierlijke mest. Vanaf 2026 is er volgens de berekeningen een toename van niet-plaatsbare mest van 50 miljoen kilo stikstof per jaar.

Hogere mestafzetprijzen

De druk op de mestmarkt zorgt voor hoge mestafzetprijzen voor varkens- en rundveedrijfmest. De afzetkosten stegen volgens Agrimatie van Wageningen Economic Research sinds begin 2023 tot en met voorjaar 2024 van €10 naar zo’n €16 per kuub voor rundveedrijfmest en van €19 naar €25 per kuub voor varkensdrijfmest. Sinds het voorjaar stegen de prijzen nog verder. De noteringen van Agrimatie zijn wat lager dan van DCA Market Intelligence, die wekelijks een notering publiceert op basis van gegevens van transporteurs gebaseerd op lange afstandstransporten. WUR corrigeerde deze cijfers op basis van steekproefdata en handel van mest voor vaste afspraken en voor de korte afstanden.

Prijsontwikkeling pluimveemest verschilt

Grote uitzondering bij de hoge mestafzetkosten vormt de pluimveemest. Die prijs is sinds 2010 gedaald van zo’n €17 per kuub naar een vraaggestuurde markt, waarbij pluimveehouders sinds 2022 enkele euro’s toe krijgen per kuub mest. Dit komt vooral door de grootschalige pluimveemestverwerking bij BMC Moerdijk.

Toekomstige prijsstijging verwacht

De wetenschappers voorzien dat de komende jaren de mestafzetprijzen verder zullen stijgen, maar koppelen hier geen bedrag aan. De ontwikkeling van de prijs is mede afhankelijk van deelname aan beëindigingsregelingen, de toelating van renure als kunstmestvervanger en de weersomstandigheden tijdens het uitrijdseizoen en mestverwerking. Volgens de onderzoekers is mestverwerking gemiddeld gezien de meest dure oplossing om het mestoverschot te verminderen.