Redactie
René Stevens
freelance redacteur
Melkveehouders zien de mestafzetkosten fors stijgen door meer kuubs én hogere tarieven. Er zijn altijd mogelijkheden om de kosten te drukken. Ondernemers maken daarbij keuzes op basis van hun eigen visie en wat past op het bedrijf.
5 ondernemers over keuzes maken voor lagere mestkosten
Na jaren van relatief weinig mestafzet en ook tegen lage kosten kent de melkveehouderij sinds twee jaar het klappen van de zweep. Minder plaatsingsruimte en twee slechte voorjaren hebben afzetprijzen tot recordprijzen doen stijgen. Vooral melkveehouders in de niet-traditionele overschotgebieden zagen problemen, soms zelfs om de mest überhaupt opgehaald te krijgen. Dit voorjaar is de mestmarkt gelukkig een stuk meer ontspannen (zie kader hieronder ) maar de problemen zijn nog niet voorbij.
De impact van de hogere mestafzetkosten zijn sterk afhankelijk van de eigen situatie. Als afzetkosten gemiddeld € 10 per kuub stijgen, zijn er altijd veehouders die minder of meer betalen. Er zijn verschillen tussen regio’s en individuele mogelijkheden voor afzet in de regio of verwerking.
Lees verder onder het kader en foto’s in dit artikel
Mestmarkt is nu meer ontspannen
Afgelopen winter bereikten afzettarieven in de vrije markt een hoogtepunt met bedragen voor rundveedrijfmest tot €35 per kuub, soms meer. Door de goede uitrijdmogelijkheden zijn tarieven dit voorjaar snel gedaald. In het zuiden liggen ze begin april al gauw €10 lager dan de eerste maanden van het jaar.
Opvallend is dat de afzetkosten in met name Friesland hoog blijven. Daarvoor worden een aantal oorzaken genoemd, zoals minder stoppende veehouders. Dat wordt versterkt door het ontbreken van een mestinfrastructuur zoals in gebieden waar veehouders al decennialang mest afzetten. Veehouders zijn daardoor afhankelijk van nieuwe partijen.
De meeste marktkenners verwachten pas vanaf volgend jaar kans op structureel lagere prijzen als stoppers van de markt zijn. Wel zullen regionale verschillen blijven.
Vergisten en stikstofstrippen
Ondernemers hebben nogal wat keuzes om iets aan deze mestproblematiek te doen. De mogelijkheden zijn wel bedrijfsafhankelijk. Sommigen zoeken binnen de bedrijfsvoering, door de efficiëntie te verhogen en daarmee een gunstiger BEX-voordeel te realiseren. Of kritisch kijken naar het aantal stuks jongvee en koeien dat op het bedrijf staat.
Ook investeren in vergisten en stikstofstrippen is een manier om op het bedrijf minder danwel andere meststromen te krijgen en daarmee de mestafzet te beperken. Meer grond onder het bedrijf is altijd gunstig, maar in deze markt met hoge gronddruk niet altijd gemakkelijk te realiseren. Anderen investeren juist in meer en betere afzetmogelijkheden op grond bij voorkeur in de regio. Dat begint met voldoende opslag op het eigen bedrijf. Dat maakt het maken van afspraken met gestopte veehouders of akkerbouwers over mestplaatsing een stuk gemakkelijker.
Lees verder onder de foto
Belangrijk voor de economische haalbaarheid is het kunnen benutten van de vloeibare mest als kunstmest op het eigen bedrijf. Wordt dat uiteindelijk niet toegestaan, dan ziet de business-case voor veel bedrijven er heel anders uit. Foto: Hans Prinsen
Mix aan maatregelen
Hieronder vertellen vijf ondernemers welke keuze zij voor hun eigen bedrijf hebben gemaakt. Sommigen waren al bezig met verruimen van mestplaatsing of verwerking omdat dat past in de langetermijnvisie die ze voor hun bedrijf hebben. Denk aan meer grondgebonden zijn of circulair werken. Qua timing kwam dat dus op het goede moment. Er zijn ook ondernemers die sinds de hectiek op de markt naar mogelijkheden zijn gaan zoeken of in ieder geval extra gas geven. Opvallend is dat de meesten een mix aan maatregelen hebben.
Het lastige hierbij is dat niemand weet hoe de mestmarkt en met name de afzetkosten zich de komende jaren ontwikkelen. Bij de prijzen van afgelopen jaar rekent een investering in bijvoorbeeld een stikstofstripper een stuk gemakkelijker en zijn terugverdientijden een stuk vriendelijker. Feit is wel dat de plaatsingsruimte alleen maar afneemt dus afzet zal in de toekomst nodig blijven, tenzij de overheid hele andere keuzes gaat maken. Nadenken over een structurele mestafzet is daarom niet alleen gunstig voor een lagere prijs maar ook om er verzekerd van te zijn dat de mest altijd weggaat. Het weg kunnen strepen van één van de ondernemersrisico’s is wel een prettige.
Mestafspraken in de buurt en zelf gaan vergisten
Stef van den Hurk (32) heeft in Heesch (N.-Br.) een melkveebedrijf met 320 melkkoeien en jongvee tot 1 jaar oud. Hij heeft in totaal 85 hectare grond in gebruik waarvan 50 hectare huiskavel. Hij produceerde vorig jaar 3,3 miljoen kilo melk met 6 melkrobots. Foto: Familie van den Hurk
De afgelopen jaren heeft Stef van den Hurk verschillende wegen bewandeld om mestafzet te voorkomen. Vanwege groeiambities is hij in 2010 aangesloten bij een lokaal mestvergistingsinitiatief voor plaatsing van 2.500 kuub per jaar. Toen dat niet meer voldoende was, is samenwerking gezocht met gestopte veehouders en varkenshouders voor plaatsing van mest op hun grond. Als klap op de vuurpijl wist hij enkele jaren geleden zijn areaal met 16 hectare uit te breiden toen grond van de buurman te koop kwam. “Ook duur, maar die komt maar één keer te koop.” Qua timing net na de bedrijfsovername niet handig, maar in samenwerking met vader en moeder is het toch rondgekomen.
Mestafzet in de regio De afzet in de regio is een mooie manier om relatief goedkoop mest kwijt te raken, zeker in combinatie met afspraken over teelt van mais. Het lastige is echter dat hij zelf beperkt opslag heeft en afnemers dus wel mest moeten kunnen opslaan. Een aantal gestopte veehouders hebben dat wel maar niet al zijn afnemers kunnen dat, in ieder geval niet voldoende. Zelf capaciteit bouwen heeft hij niet gedaan vanwege andere plannen: zelf mest gaan vergisten. De plaats van de opslag moet dan wel passen. “Met de bouw van de nieuwe stal in 2010 hebben we daar al rekening mee gehouden.”
Bouw nieuwe vergister Van den Hurk gaat dit jaar een vergister bouwen. In eerste instantie gaat hij 12.500 kuub jaarlijks vergisten met een installatie van 16.000 tot 17.000 kuub. Gebouwd dus op de groei en tot die tijd probeert hij mest van een andere veehouder te verwerken. Het gas gaat op het net, de aansluiting ligt al klaar. Als alles meezit kan deze eind dit jaar draaien. Een stikstofstripper kan volgens Van den Hurk niet uit omdat hij het stikstofrijke concentraat niet als kunstmest kan afvoeren en dus ook flink zal moeten bijbetalen. Maar als het anders rekent, sluit hij het op termijn niet uit.
De digestaat lijkt veel op mest alleen wat homogener en wat meer snelwerkende stikstof. “De afzetprijs is waarschijnlijk net zo hoog als van drijfmest dus kan ik de bestaande afzetkanalen blijven benutten. Ik vang wel een stuk stikstof af, naast andere stoffen als lachgas en CO2 .”
Gewasderogatie Voor de langere termijn is de ondernemer positief over de afzetprijzen; hij voorziet dat door de vele stoppers er meer vraag dan aanbod zal komen. Hij hoopt verder op gewasderogatie waarbij op basis van werkelijke aan- en afvoer mest mag worden gegeven. “Dan kan er wel eens meer op een hectare gaan dan minder.”
Naast deze acties moet de ondernemer jaarlijks 1.000 tot 2.000 kuub mest blijven afvoeren. Vroeger voor €12 tot €15 per kuub, afgelopen jaar voor meer dan €30. “Prijs is vervelend maar nog erger is om niet van de mest af te komen.” Hij blijft wel scherp op meer afspraken met grondeigenaren. Zelf grond kopen vindt hij bij de huidige extreme prijzen niet realistisch; pachtprijzen zijn door grote vraag vanuit aardappeltelers ook onverantwoord hoog. Alles bij elkaar een mooie puzzel wat hij naar eigen zeggen een leuke uitdaging vindt. “Niet achterover leunen maar goed inschatten als zich mogelijkheden aandienen.”
Wachten op toestemming als kunstmestvervanger
De familie Poppe investeerde zo’n 2 ton in een stikstofstripper; één van de eersten in Nederland. Dat was zeker in die tijd een behoorlijk risico, ook omdat een erkenning van renure als kunstmestvervanger nog ver weg leek. Ze geloofden er vanaf het begin in. Foto: Ronald Hissink
Voor een stikstofkraker wordt de mest eerst gescheiden in een dikke en dunne fractie. Daarna wordt aan de dunne fractie natronloog toegevoegd zodat de ammoniak in de kraker verdampt. Deze ammoniakale stikstof wordt daarmee uit de dunne fractie gehaald. Vervolgens wordt deze aan salpeter- of zwavelzuur toegevoegd en ontstaat er dankzij deze verbinding een vloeibare kunstmest.
Bedrijven hebben daardoor vier soorten meststromen om in te zetten: gewone drijfmest, vloeibare stikstof uit de kraker, dunne fractie zonder stikstof en de dikke fractie. Dat maakt precisiebemesting mogelijk. Ook blijven meer mestmineralen inclusief organische stof op het bedrijf.
Economische haalbaarheid Belangrijk voor de economische haalbaarheid is het kunnen benutten van de vloeibare mest als kunstmest. Er zijn nu twee pilots om renure in te zetten als vervanger van kunstmest maar het is wachten tot permanente toestemming. In april 2024 vorig jaar publiceerde de Europese Commissie een voorstel om renure-producten als kunstmestvervangers toe te staan. Tijdens het Nitraatcomité-overleg op 9 december 2024 werd het voorstel niet ter stemming gebracht vanwege bezwaren van enkele lidstaten. Nederland en de Europese Commissie proberen deze landen alsnog te overtuigen. De volgende stemming wordt verwacht in het eerste kwartaal van 2025. Tot die tijd mag renure alleen binnen specifieke pilots en onderzoeken worden toegepast.
Benutten eigen meststromen met stikstofstripper
Julia Poppe (25) heeft met haar man, ouders en oom en tante een melkveebedrijf in Herfte (Ov.) Ze melken op 2 locaties 300 melkkoeien en hebben een locatie met 280 stuks jongvee. In totaal is 190 hectare in gebruik. Vorig jaar is 3,4 kilo miljoen melk afgeleverd. Foto: Ronald Hissink
Zo’n drie jaar geleden schafte de familie Poppe een JOZ-stikstofkraker aan en waren daarmee één van de eerste van Nederland. Dat was nog voordat de mestprijzen explodeerden. “We moesten binnen de derogatie nog 3.000 kuub mest afvoeren en vonden het krom om ook weer geld voor kunstmest te betalen”, vertelt Julia Poppe. Zonder aanpassingen van de bedrijfsvoering zouden ze bij volledig wegvallen van derogatie zo’n 5.000 kuub per jaar moeten afvoeren.
Investering van 2 ton In totaal bedroeg de investering zo’n 2 ton. Zeker in die tijd was de investering nog een behoorlijk risico. Niet alleen was er weinig ervaring over de praktische werking, ook leek het kunnen gebruiken van de vloeibare meststof als kunstmest (renure ) nog ver weg. Dankzij een pilotproject kunnen de ondernemers al wel drie jaar hun kunstmestruimte met deze mest invullen en voeren ze met derogatie nog 1.000 kuub mest af.
Terugverdientijd van 6 naar 3 jaar teruggezakt Ondanks dat renure nog op groen licht wacht van Brussel (zie kader hierboven ) zijn de risico’s inmiddels heel klein geeft Julia aan. “Dankzij de gestegen mestafzetkosten is onze terugverdientijd van 6 naar 3 jaar teruggezakt en hebben we de installatie al zo goed als terugverdiend.” Ze benadrukt dat niet alleen lagere mestkosten een voordeel zijn, maar ook een betere benutting van mineralen en organische stof dus een betere bodem en lagere uitstoot van broeikasgassen.
Om de 1.000 resterende kuubs verder terug te dringen hebben ze nog wat mogelijkheden. Sowieso werkt de installatie steeds efficiënter dus wordt steeds meer stikstof gewonnen. Daarnaast realiseren de ondernemers BEX-voordeel en verwachten ze vanwege veranderde fokkerijambities minder jongvee te gaan houden. Ook sluiten ze niet uit grond te kopen of te huren. “Maar de gronddruk is groot hier en er komt weinig beschikbaar. Er zijn hier weinig stoppende veehouders, wat op zich heel goed is.” Het streven is om op termijn naar nul mestafzet te gaan.
Ze geeft aan dat de stikstofkraker hier op het bedrijf goed past en de investering al is terugverdiend. Voor intensieve bedrijven is de investering minder snel interessant; die hebben minder plaatsing van fosfaat en kunnen niet het hele overschot verwerken .
VIDEO
Locatie met meer huurgrond en eentje met verwerken
Johan Schep (48) heeft een melkveelocatie in Bergambacht (Z.-H.) met 240 melkkoeien en 130 hectare grond. Hij heeft hier een eigen zuivelverwerking. In het Friese Zandhuizen melkt hij ruim 400 koeien op 200 hectare. De totale jaarproductie is circa 7 miljoen kilo melk. Foto: Spaay Fotografie
Voor zijn melkveelocatie in Zuid-Hollandse Bergambacht moet Johan Schep zo’n 3.000 kuub per jaar afvoeren; vanaf het Friese Zandhuizen is dat 8.000 kuub. Een kostenpost die in de afgelopen jaren toenam met 2 ton, rekent hij snel voor. Ondanks de extra kosten kan Schep het ook wel relativeren. “Het is veel geld maar we hebben een paar goede melkjaren gehad.”
Met twee bedrijven in twee verschillende regio’s beleeft hij de problematiek op de mestmarkt ook anders. “Voor het bedrijf in Bergambacht hebben we jaren geleden al gekozen voor consolidatie, zuivelverwerking en meer natuurinclusief boeren. Tot drie jaar geleden hoefden we hier geen mest af te voeren maar een groot deel valt nu in waterwingebied.” De ondernemer verwacht de komende jaren meer mogelijkheden om, via bijvoorbeeld de provincie, huurgrond bij het bedrijf te krijgen.
Mest afzetten in omgeving Het bedrijf in Friesland is meer traditioneel melk produceren tegen lage kosten. Op beide bedrijven geeft een efficiënte productie met BEX-voordeel al voordeel in de mestproductie. Verder heeft hij in Friesland nogal wat afzet in de buurt en is dat areaal door middel van samenwerking al met 60 hectare gestegen. Bovendien heeft hij een grote opslag waardoor hij flexibel is in de afzet naar akkerbouwers.
Voor beide locaties houdt de ondernemer de mogelijkheden voor mestverwerken in de gaten. “Al 20 jaar volg ik de ontwikkelingen op de voet.” Hij denkt concreet aan mest vergisten of misschien een stikstofstripper.
Hij acht de kans groter in eerste instantie hierin te investeren in Friesland dan in Zuid-Holland. Schep merkt dat het momenteel gemakkelijker is om mest vanuit het zuidwesten af te zetten dan vanuit Friesland. Hij ziet het aantal bedrijven en daarmee het mestaanbod daar ook verder afnemen. Door ook in de toekomst wat meer grond te gebruiken, ziet hij voor Bergambacht weinig noodzaak ingrijpende (dure) maatregelen te nemen. Voor investeringen op het Friese bedrijf is het vooral de vergunningverlening die verdere stappen in de weg staan. “De stal heeft al een dichte vloer en we slaan de mest vers op in de silo. Het bedrijf leent zich technisch goed om te verwerken.”
Maximale samenwerking met akkerbouwers uit de buurt
Jan Sebus Berghorst heeft in Dronten (Fl.) een melkveebedrijf met 935 melkkoeien, 600 stuks jongvee en 437 hectare grond in gebruik. Het jongvee staat deels op twee andere locaties. Berghorst werkt samen met akkerbouwers voor grondruil en mestplaatsing. Foto: Familie Sebus
Jan Sebus Berghorst voerde tot 5 jaar geleden nog 2.000 ton mest per jaar af; dat is inmiddels opgelopen tot 10.000 ton en volgend jaar zelfs 12.000 ton. “We kunnen de mest in Flevoland vooral in het voorjaar goed kwijt. De kosten vallen meestal mee omdat de akkerbouwer meer belang hecht aan goede, homogene mest op het juiste moment in de grond dan aan de hoogste prijs.”
Connecties met akkerbouwers Door goede connecties met akkerbouwers, grondruil en met elkaar meedenken heeft de ondernemer weinig moeite de mest te plaatsen. Zijn nieuwste mestopslag van 4.500 kuub heeft hij niet voor niets dichtbij die percelen laten leggen. In totaal kan de ondernemer een slordige 28.000 kuub opslaan in putten en silo’s. “Het is belangrijk om in het voorjaar slagkracht te hebben.”
Lokale kringloop opzetten De huidige opzet van samenwerking wordt in de visie van de ondernemer de komende jaren intensiever. Hij wil namelijk met twee akkerbouwers en een aardappelverwerkend bedrijf in de buurt een lokale kringloop opzetten. Een onderdeel is een mono-vergister waarvoor Berghorst de vergunning al in huis heeft. Dat gebeurt samen met de bouw van een stal waarmee het meeste jongvee naar huis komt en nog wat in koeien wordt uitgebreid. “Samen hebben we ruim 750 hectare in gebruik voor de teelt van akkerbouwgewassen en rustgewassen als ruwvoer voor de koeien. De bewerkte mest wordt in verschillende vormen op deze gronden aangebracht.” Ook de energievoorziening van de bedrijven moet in de toekomst via eigen geproduceerde energie verlopen.
De bouw van de stal begint eind van het jaar. “Als deze in 2026 afgerond is, kunnen we vanaf dan het volgende project aanpakken en in 2027 operationeel zijn.” Hij zou de mineralen het liefste binnen de kunstmestruimte gebruiken. “Er zou regelgeving moeten komen dat mest uit een monovergister die (gedeeltelijk al dezelfde werking heeft als kunstmest) aangemerkt wordt met code 50. Die zou dan 2/3 meetellen voor de mestruimte en 1/3 meetellen voor kunstmestruimte.” Mocht dit niet op korte termijn gebeuren dan moet er eerst een stikstofstripper tussen. Dat heeft niet zijn voorkeur, onder andere vanwege de toevoegingen.
Door grondaankoop bijna halvering van mestafzet
Stef Beltman (28) heeft in Broekland (Ov.) met zijn vrouw en ouders een melkveebedrijf met 150 melkkoeien, 80 stuks jongvee en 84 hectare grond in gebruik, naast losse grondafspraken. In 2024 is een kleine 1,8 miljoen melk afgeleverd. Foto: Sanne Stoel
Tot een paar jaar terug moesten Stef Beltman en zijn familie zo’n 1.000 kuub mest voor € 10 per kuub afvoeren. Zonder derogatie is dat zo’n € 2.000 kuub voor een prijs die nu rond de € 30 per kuub ligt. Een verschil dus van een slordige € 50.000 per jaar. Vanaf dit jaar zal de afvoer weer wat afnemen want de ondernemers kochten 21 hectare grond bij. “Buurmans grond”, vertelt de veehouder. “Niet speciaal voor de mestafzet maar het rekent met een besparing op de huidige afzetprijzen wel gemakkelijker rond.” Het scheelt in ieder geval zo’n 850 kuub mest die nu niet van het bedrijf hoeft. Overigens hebben ze 3,5 hectare grond op afstand verkocht.
Grondaankoop Beltman zegt dat grondaankoop past binnen het streven van het bedrijf om in balans te groeien. Hij verwacht de komende jaren de ruimte in de drie robots en de stal verder te benutten. Daardoor kan hij uiteindelijk zo’n 180 koeien melken. Hij sluit niet uit dat het grondareaal gestaag mee door groeit. “Het is waardevast en geeft meer zekerheid onder het bedrijf. Maar het moet wel op één of andere manier rendabel gerekend kunnen worden.”
Uit derogatie gestapt De grondaankoop maakt het ook mogelijk om wat meer mais te gaan telen. Daarvoor is hij dit jaar al uit de derogatie gestapt. “De productie is de afgelopen jaren goed gestegen en daarvoor is energie in het rantsoen nodig. Dat gaat met de grond erbij een stuk gemakkelijker.” Dat levert hem in ieder geval een stuk BEX-voordeel op, waardoor hij ook al minder mest hoeft af te voeren. Overigens is vorig jaar zoveel gras geoogst dat een deel van de grond is verhuurd aan een loonwerker. Uiteraard gaat daar wel de eigen mest op.
Voor de langere termijn verwacht Beltman dat mestprijzen wel dalen en naar meer normale niveaus gaan. Dat maakt dat hij terughoudend is om nu grote investeringen te doen in bijvoorbeeld verwerking. “Ook is onze stal nog niet geschikt voor dagverse mest en zijn de aantallen nog aan de kleine kant.” De ondernemer zegt wel de ontwikkelingen in de gaten te houden en sluit een vorm van verwerking niet uit.