‘Kenmerk van het boerenleven’
Wat is er eigenlijk zo bijzonder aan het boerenleven? Die vraag krijg ik wel eens van mensen van buiten de sector. En eerlijk gezegd sta ik dan een beetje met de mond vol tanden, want hoe leg je dat uit?
Is het de rust? Die is maar relatief, als boer zijn er momenten dat je het allesbehalve rustig hebt. Inkuilen kan bijvoorbeeld niet op je elfendertigste. Als het gras eenmaal los ligt, moet je door. Maar ja, iedereen heeft het wel eens druk. Dat is niet voorbehouden aan de agrarische sector.
Je tijd zelf in kunnen delen dan? Dat vindt vrijwel elke boer prettig, het geeft een gevoel van vrijheid al is daar van alles op aan te merken. Immers: de overheid bepaalt mede wanneer je iets gedaan moet hebben. Maar hoe je en wanneer je dat doet, mag je zelf weten. Maar ook dit is niet specifiek iets voor het boerenleven. Er zijn zoveel mensen die hun eigen tijd in kunnen delen.
Ruimte
De ruimte dan? Ja, dat is een punt. Wie veel ruimte heeft, gaat daarnaar leven. Je wordt er relaxter van, stoort je minder snel aan anderen. Er schiet me een tv-fragment te binnen waarin Herman Finkers het verschil uitlegt tussen stadsmensen en plattelandsmensen. Als beiden op een terras zitten met koffie of een biertje en er komt iemand op een motor vlak langs scheuren, dan schreeuwen de stadsmensen moord en brand. De plattelander trekt alleen de wenkbrauwen op en zegt: ‘of niet?’ Zo van: veel succes verder.
Ruimte geeft ook mogelijkheden om bepaalde dingen te doen. Crossen met de motor in het land, de was buiten drogen, kippen houden, een moestuin aanleggen, sleutelen aan een oude trekker, een tentfeest houden, een schuurtje timmeren, noem maar op. En voor dat alles is een werkplaats vol goed gereedschap aanwezig.
Ruimte maakt boerenleven zeker bijzonder en ‘anders’
Iedereen kent elkaar
Dus ja, ruimte is zeker een onderdeel van wat het boerenleven bijzonder en ‘anders’ maakt. Maar eigenlijk denk ik dat er iets anders is wat meer kenmerkend is, en dat is dat iedereen elkaar kent. En dat komt weer omdat de mensen er al zolang wonen. Boerenmensen zijn doorgaans geen liefhebbers van verhuizen en als ze dat al doen, blijven velen graag in de omgeving. Als iedereen elkaar kent en weet wie je ouders zijn en je opa en oma, en ook wie je buren zijn en daar weer de ouders en grootouders van, dan geeft dat een sterke band. Je weet wat er speelt bij een ander en die weet wat er speelt bij jou. Dat kan ook knap vervelend zijn uiteraard, de buren hoeven nou eenmaal niet alles te weten.
Dat was vroeger nog veel erger trouwens. De buurt wist niet alleen alles van je, er waren ook allerlei ongeschreven regels waar je je aan diende te houden. Zo erg is het niet meer. Maar het ons-kent-ons gehalte is nog altijd hoog en dat heeft behalve nadelen ook voordelen. Immers: iemand die je kent die laat je niet stikken. Je helpt elkaar in tijden van vreugd en van tegenspoed. En je doet dingen samen, de boerenjeugd is sterk betrokken bij het verenigingsleven zoals voetballen, klootschieten, trekkertrek of de kalverclub.
Dus, als ik nog eens die vraag krijg over wat het boerenleven nou zo bijzonder maakt, dan denk ik dat ik weet wat ik ga zeggen: de grote saamhorigheid.
Het kenmerk vh boerenleven is dat die boeren niet anders kennen. Melkveehouders die na jarenlang dagelijks bezig zijn geweest, stoppen met melken: ze weten niet wat hen overkomt. In eerste instantie onwennig maar even later zijn ze blijer dan voorheen. Je zag het ook bij verleasers van het melkquotum: bijna nooit gingen die boeren weer melken. Je ziet ook nauwelijks burgers die aan het boeren gaan: ze missen de vrije dagen en de weekenden. Hieraan denkend: het moet voor partners buiten de landbouw moeilijk zijn. Het gaat nog omdat ze niet echt verantwoordelijk zijn en een stapje minder hard hoeven te lopen. Ik denk dat als man en vrouw beide uit landbouwgezinnen komen, er meer opvolgers zijn. Moeders van buiten de landbouw adviseren de kinderen anders omdat ze dat andere leven gekend hebben.